In de jaren 1975-1978 ontstonden er verschillende conflicten over de toekomst van het bouwcomplex van het voormalige drukkerijbedrijf ‘de Rotogravure’ (destijds gelegen tussen het Noordeinde en het Galgewater). Het complex bestond uit het drukkerijgebouw en de omliggende panden aan Noordeinde 4-28. Het is een interessant geval omdat er in deze leegstaande panden verschillende soorten kraakacties plaatsvonden. Het verhaal valt onder te verdelen in de volgende drie fasen.
In de eerste fase was er geen sprake van een duidelijke kraakactie. Het pand van de voormalig drukkerij stond al tijden leeg en werd volgens het Leidsch Dagblad ‘steeds verder geplunderd’. In het hoofdgebouw, dat tot 1973 de drukkerij herbergde, liepen rond 1976 allerhande onbekende figuren in en uit. Leidsch Dagblad 2 november 1976
In de tweede fase raakte vooral Noordeinde 22 omstreden. In 1977 kraakte een groep jongeren het pand om er een leefgemeenschap te vormen. De gemeente besloot echter om de krakers te ontruimen en het pand te slopen. De verslaggeving over het conflict tussen de gemeente en de krakers in het Leidsch Dagblad was bijzonder gedetailleerd en kleurrijk. In de nasleep van de ontruiming van het pand vonden er in januari 1978 nieuwe kraak- en protestacties plaats.
In de derde fase verschoof de focus naar de omwonenden van het complex. Zij kwamen in april 1978 in actie, omdat zij ‘ernstig bezorgd’ waren over de toekomst van het gebouwencomplex en haar inwoners. Tijdens de daaropvolgende discussies bleek tevens dat er in het complex twee cafés waren opgezet voor en door gastarbeiders.
Eerste fase: onduidelijke situatie in de leegstand
In januari 1976 meldde het Leidsch Dagblad dat de Rotogravure gekocht was door de Westland-Utrecht Hypotheekbank, die het gebouwencomplex wilde slopen en in plaats ervan honderd huur- en koopappartementen wilde bouwen. Het was desondanks onduidelijk hoe haalbaar deze plannen waren. Het Leidsch Dagblad stelde omslachtig: ‘Aanleiding tot de aankoop gaven de verschillende rapporten en nota’s van de gemeente en het erin geschetste beleid. De Westland-Utrecht hoopt over enkele maanden met meer concrete plannen voor het complex op tafel te komen.’
De krant meldde verder dat het gebouwencomplex was verkrot door krakers, maar kon niet duidelijk aanwijzen om wie het precies ging. Het is de vraag of er in deze periode daadwerkelijk sprake was van krakers, of eerder van jongeren, daklozen en anderen die het gebouw gebruikten als hang- en overnachtingsplek. Buurtbewoners klaagden regelmatig over overlast, maar ambtenaren van Bouw- en Woningtoezicht, die het gebouw meermaals inspecteerden, zagen geen directe reden voor maatregelen omdat er ‘geen direct gevaar’ was. De gemeente stelde zelfs dat er in Leiden ‘nog wel tientallen plaatsen’ waren zoals de Rotogravure. Leidsch Dagblad 2 november 1976
Zestig honden en kattenKortom, de krakers in het gebouw vormden in deze periode geen zichtbare of stabiele groep. We weten wel dat Pleuntje van Poelgeest, een vrouw van in de zestig, die eerder in de gemeente Noordwijkerhout had gekraakt, in 1977 haar intrek nam in het pand. Nadat haar huisje in Noordwijkerhout was afgebrand had zij een korte periode rondgezworven, waarna ze omstreeks 1975 in Leiden was aangekomen.  Leidsch Dagblad 31 mei 1977 Pleuntje van Poelgeest was een enigszins bekend figuur die al in 1963 de nationale kranten haalde vanwege haar verzamellust voor zwerfdieren. In Noordwijkerhout had ze tegen de zestig honden en katten in huis gehad. Zij vond in 1977 haar weg naar de Rotogravure in Leiden en zette daar haar eigen manier van leven voort. Leidsch Dagblad 27 september 1977 De voormalige drukkerij aan het Noordeinde bood in deze eerste periode zowel ruimte voor ongeregeld volk als woonruimte voor mensen als Pleuntje van Poelgeest (en haar katten).
De tweede fase: Noordeinde 22. Kraak- en niet-kraak-acties
De ratten, vlooien en ander ongedierte hadden er vrij spelOngeveer een jaar later begon het Leidsch Dagblad aandacht te besteden aan Noordeinde 22, een van de leegstaande gebouwen rondom het drukkerijpand. Dit pand was gekraakt door zo’n tien jongeren, die in het pand een zogenaamde leefgemeenschap hadden opgezet. De jongeren hadden het pand naar eigen zeggen in een erbarmelijke toestand aangetroffen en vervolgens opgeknapt. In de krant kwamen zij uitgebreid aan het woord: ‘Het huis stond al drie jaar leeg, toen wij er in kwamen. De ratten, vlooien en ander ongedierte hadden er vrij spel. Wij hebben ze verdreven. Wij hebben bovendien geverfd en gaskachels geplaatst. De gemeente Leiden doet niets voor ons.’
Het interview in de krant geeft een interessant beeld van de krakers en hun politieke ideeën: ‘Toen wij het huis een jaar geleden kraakten, had niemand van ons onderdak. De woning verkeerde in een vreselijke staat. Het dak lekte. Wij hebben een jaar geleefd zonder water, gas en sanitaire voorzieningen. Velen van ons werden ziek, kregen bronchitis.’ Zij verdedigden hun actie door te wijzen op de woningnood in de stad: ‘Bij de gemeente staat een wachtlijst van zeker 1500 à 1600 woningzoekenden. Ze noemen ons daar “huizenrovers”. Er is in Leiden een vreselijke woningnood. De halve stad wordt echter weggekocht door het groot-kapitaal.’ Leidsch Dagblad 18 november 1977
De krakers waren inmiddels in conflict geraakt met de eigenaar, de Westland-Utrecht Bank, die het pand grotendeels wilde slopen om er woonruimte voor vier studentes van te maken. De woordvoerder van de krakers vertelde daarop aan de krant dat de leefgemeenschap de studentes tegemoet was gekomen door een ander deel van het drukkerijcomplex aan het Noordeinde op te knappen: ‘Wij zijn met zijn allen op nummer 16 voor die meisjes aan het werk geslagen. Zij kunnen net zo goed in dat pand worden ondergebracht, dan hadden wij kunnen blijven zitten. Net toen we de boel hadden schoongemaakt, kwamen de slopers. Zonder enige noodzaak werd de boel vernield, kozijnen weggeslagen en vloerdelen vernield, zodat van bewoning geen sprake meer kan zijn.’ De krakers startten daarop een kort geding tegen de eigenaar.
Het Leidsch Dagblad berichtte uitgebreid over de rechtszaak en liet daarbij vooral de wethouder en de krakers aan het woord komen. De zitting vond plaats op 28 november 1977 in het stadhuis in Leiden en leidde volgens de krant tot een discussie die ‘elke politieke twist die zich daar in het verleden heeft voorgedaan [deed] verbleken’. Tegenover het groepje krakers stonden ‘twee in éénheidskostuum gestoken vertegenwoordigers van de Westland-Utrecht B.V.’ en hun advocaat. Maar ook wethouder Verboom was aanwezig als voorstander van de bouwplannen.
De krakers kregen het vooral met hem aan de stok. Op een zeker moment schreeuwde een van hen naar Verboom: ‘Ik zal je huis kraken’, waarop de laatste antwoorde: ‘Nou, doe dat dan maar.’
‘We gaan zijn garage wel kraken’‘En als wethouder Verboom nog iets mompelt, roept een kraker: “U HEEFT ER GEEN VERSTAND VAN. U MOET UW MOND HOUDEN.” En zachtjes zegt een ander: “We gaan zijn garage wel kraken.” Verboom: ‘JULLIE KOMEN ACHTERAAN IN DE RIJ. ER ZIJN MEER WONINGZOEKENDEN.” Kraker: (scheldwoord).’ […] Verboom na afloop: “Ik heb ook vier jaar bij mijn schoonmoeder moeten inwonen, voor ik een woning had.” Een kraker reageert, maar voor hij verder kan gaan zegt een ander: “Niet met die man discussiëren.”’
Het gesprek tussen de rechter en de krakers ging er rustiger aan toe: ‘De rechter: “Ik heb geen huizen in mijn binnenzak. Maar voor mij gaat er erom: hoe kom ik tot een rechtvaardige beslissing.” Kraker: “Ik begrijp Uw standpunt wel, maar het gaat om de gemeente en die kliek van Westland-Utrecht. Hoe moet ik me straks ontplooien als dakloze zwerver?”’
‘Net een spannend jongensboek’Opvallend is aan deze weergave, dat de krant vooral inzoomde op de ruzie tussen de wethouder en de krakers. De vertegenwoordigers van de eigenaar en hun advocaat komen niet aan het woord en over de juridische kant van het verhaal wordt eigenlijk weinig concrete informatie gegeven. Deze sensationele manier van verslaggeven werd een maand later voortgezet, nadat de rechter had besloten dat de krakers het pand moesten verlaten. Leidsch Dagblad 7 december 1977
In een lang artikel volgde de krant de krakers van Noordeinde 22 tijdens hun zoektocht naar een nieuw pand. In één nacht kraakten zij twee panden, een woonhuis op de Oude Singel 146 en een kantoor van de universiteit aan het Rapenburg 50. Volgens het Leidsch Dagblad was het ‘net een spannend jongensboek’. De eerste poging aan de Oude Singel mislukte. De tweede keer lukte het wel. Volgens de krant waren de krakers goed georganiseerd:
‘Paniek!’ ‘In een mum van tijd zijn alle spulletjes in de auto geladen en rijden ze. Dan vliegensvlug één voor één naar binnen en binnen blijven. Deur dicht, gordijnen dicht, licht dempen, ziezo. […] Ze maken al weer grapjes.’ Maar al snel stond de politie voor de deur. De krant schrijft: ‘Paniek! Alle deuren worden met bureaus gebarricadeerd. Zullen ze wel of zullen ze niet terugkomen. […] “Krakers!”, wordt er naar boven geroepen. “Wij willen wonen!” roepen ze terug. “Jullie tijd komt nog wel”, roept de politie en ze rijden weg.’ Leidsch Dagblad 29 december 1977
Een paar dagen later werd het pand ontruimd door de politie. Leidsch Dagblad 4 januari 1978 De krakers van het Noordeinde 22 bleven in de weken erop actief en het Leidsch Dagblad bleef hen nauwkeurig volgen. Zo berichtte de krant dat de krakers op 9 januari een raadsvergadering bezochten en vervolgens poogde om de nacht op het stadhuisplein door te brengen.
De politie stelde een proces-verbaal op. ‘Op hun verzoek om op het politiebureau te mogen overnachten afwijzend gereageerd’, meldde de krant. Leidsch Dagblad 10 januari 1978 Een deel van de krakers sliep de nacht erop weer bij het stadhuis en vijf dagen later bespoten ze het stadhuis en de woning van wethouder Verboom met de tekst: ‘Wij willen wonen’ Leidsch Dagblad 11 januari 1978; Leidsch Dagblad 16 januari 1978 Vervolgens kraakten acht jongeren van de groep een pand aan de Steenstraat. Leidsch Dagblad 18 januari 1978
Zowel de krant als de gemeente gingen op een andere manier om met deze veel mondiger krakers. De krant maakt het verhaal van deze groep jongeren spannend, door een uitgebreide reportage te publiceren van hun nachtelijke avonturen en gedetailleerde weergaven van hun gesprekken met wethouder Verboom. Ook de gemeente reageerde anders: in de eerste fase hadden zij zich afwachtend en nonchalant opgesteld, maar in de tweede fase reageerde men veel actiever (en repressiever).
Derde fase: Buurtbewoners in actie voor krakers in het complex
Nog geen drie maanden na de ontruiming van Noordeinde 22 kwam een grote groep buurtbewoners in actie door een open brief te schrijven aan de Leidse gemeenteraad. Zij maakten zich zorgen over de toekomst van het Rotogravure-complex en over de veiligheid van de ‘bewoners van de officieel leegstaande panden’. De brief, die door 126 buurtbewoners ondertekend was, werd gedeeltelijk in de krant geciteerd:
‘Momenteel wonen de bewoners van de panden 4 t/m 28 aan het Noordeinde levensgevaarlijk. Er is een zeer brandgevaarlijke situatie ontstaan aan het Noordeinde doordat verschillende panden helemaal open staan. Ook instortingsgevaar is, zeker als men daar in de toekomst gaat heien, niet denkbeeldig. Er wonen mensen op het Noordeinde die niet weten waar ze aan toe zijn. Mensen die van de vroegere eigenaar toestemming hebben gekregen om daar te wonen, dit niet zwart op wit hebben en dus rechteloos tegenover WUPO staan in de meeste gevallen.’ Leidsch Dagblad 3 april 1978
In de brief en in het krantenartikel worden de krakende bewoners van de panden op een hele andere manier omschreven en benaderd dan de ‘leefgemeenschap’ van Noordeinde 22 een paar maanden eerder. Volgens de ondertekenaars van de brief had de gemeente een morele verplichting tegenover de krakers, die zich in een rechteloze positie zouden bevinden.
Dat gold niet alleen voor de bewoners van de panden, maar ook voor twee initiatieven die in de panden waren gestart. De briefschrijvers wezen op twee cafés voor gastarbeiders aan het Noordeinde die een belangrijke sociale functie vervulden. De buurtbewoners vonden verder ‘dat de gemeente haar handen heeft afgetrokken van deze buurt met alle gevolgen van dien: speculatie, verkrotting, dakloze mensen, een kwijnende middenstand en een verslechterende woon- en leefsituatie van alle bewoners in dat gebied’. Leidsch Dagblad 3 april 1978
De directe zorg van de buurtbewoners richtte zich op de plannen van de Westland Utrecht Project Ontwikkelaar (WUPO), die al sinds 1976 van plan was om koop- en huurwoningen te bouwen op het terrein. Maar de bewoners eisten juist dat er sociale huurwoningen zouden worden gebouwd. Leidsch Dagblad 3 april 1978 Twee dagen na de publicatie van de brief liet de krant voorstanders van de bouwplannen aan het woord. Zij beschreven zichzelf als mensen ‘die al jaren aan het Noordeinde wonen, onder wie vrijwel alle winkeliers’. Zij hadden een ander beeld van de bewoners van het drukkerijcomplex: ‘Eindelijk is er dan iemand die iets goeds met het Noordeinde wil gaan doen en dan worden ze tegen gewerkt door een groepje krakers en illegale gastarbeiders.’ Leidsch Dagblad 5 april 1978
‘Het lijkt net of die mensen zo’n hart hebben voor het Noordeinde. Vergeet het maar.’ Een winkelier vertelde: ‘In die brief lijkt het net of die mensen zo’n hart hebben voor het Noordeinde. Vergeet het maar, ze maken er een grote puinhoop van. Als ze maar een dak boven hun hoofd hebben, de rest interesseert ze kennelijk niet. Die mensen mogen van mij best in die panden zitten, maar het is toch normaal dat zij zich aan ons aanpassen en niet andersom. Als je daarover begint klappen ze gelijk dicht en lopen weg.’
De eigenaar van de rijwielhandel Van Dam kwam in hetzelfde artikel aan het woord: ‘Het nadeel van dit soort geintjes is dat de aanvang van de bouw steeds weer wordt uitgesteld. Elke dag uitstel kost de WUPO een hoop geld en een hoop ellende. Het is hier gevaarlijk vanwege brandgevaar en instortingsgevaar en bovendien trekt een verpauperde buurt als deze natuurlijk een hoop vandalen. Geregeld worden er vernielingen aangericht. Ineens worden er zomaar ruiten ingegooid of zoals dit weekend brand gesticht. Als deze situatie voortzet zal deze hele buurt binnen een jaar totaal zijn verkrot.’ Leidsch Dagblad 5 april 1978
De gevaarlijke situatie werd door de tweede groep bewoners dus onderstreept, maar tevens gebruikt als argument vóór de renovaties.
‘Het leek wel een wild-westfilm’ Uiteindelijk bepaalde de rechtbank in Den Haag dat zowel de bewoners als de cafés uit het complex moesten verdwijnen. In de maanden daarop werd het complex langzaamaan gesloopt. In oktober 1978 ontruimde een deurwaarder de ‘Turkse koffieshop’ Fatan. Volgens een omwonende ging het er daarbij heftig aan toe: ‘Wij hebben zelf de politie gebeld omdat de deurwaarder met een pistool voor de deur stond te zwaaien. Dat is toch geen normale manier van optreden. Het leek wel een wild-westfilm.’
Bij de ontruiming werd ook de ‘huisraad van acht boven de koffieshop wonende Turkse arbeiders’ op straat gezet. Volgens het Leidsch Dagblad waren de Turkse werknemers door de eigenaar van het café niet op de hoogte gebracht van het vonnis van de rechtbank. Zij kwamen er dus bij thuiskomst achter dat zij geen woning meer hadden. Dit leidde tot kritiek van de PvdA-gemeenteraadsfractie, die vond dat haar eigen wethouder Verboom meer had moeten doen voor de Turken. Verboom daarentegen vond dat dit een taak was van de werkgever. Leidsch Dagblad 5 oktober 1978
De eigenaresse van het tweede café, ‘Oriental’, vertelde daarop aan de krant dat ze zich niet zonder slag of stoot zou laten ontruimen: ‘Ik heb hier al vier jaar een goed lopende bar. Toen ik hier kwam was het één grote troep en ik heb er een hoop geld moeten insteken om het op te knappen. We zullen het uiteindelijk wel verliezen, maar ik zal wel terugvechten.’ Leidsch Dagblad 3 oktober 1978 Uiteindelijk werd echter ook dit deel van het complex gesloopt.
Conclusie
De situatie blijft rommelig en onoverzichtelijk, zoals blijkt uit het feit dat hoewel het ‘Oriental’-café pas in 1978 in de krant genoemd wordt als onderdeel van het ‘Roto’-complex, het blijkbaar al vier jaar bestaat. Desalniettemin geven de artikelen die in het Leidsch Dagblad verschenen een beeld van zowel het verloop van de verschillende kraakacties als de reactie van de gemeente en eigenaren van deze panden.
Bovendien zien we in de verslaggeving van de krant dat bepaalde invalshoeken domineren, zoals het duidelijke en gedetailleerde verslag van gebeurtenissen en een sympathieke toon ten opzichte van de krakers.
De verslaggeving van de tweede en derde fase staat in contrast met de sporadische berichtgeving over krakers in de eerste fase. Toch kunnen we vermoeden dat toen wel degelijk ‘echte’ krakers het leegstaande complex bewoonden, zoals de 68-jarige Pleuntje en de eigenaresse van het ‘Oriental’-café. Zij zijn bijzondere voorbeelden van krakende individuen die niet voldoen aan het stereotype van krakers.
Leidsch Dagblad 2 november 1976, 31 mei 1977, 18 november 1977, 27 september 1977, 7 december 1977, 29 december 1977, 4 januari 1978, 10 januari 1978, 11 januari 1978; 16 januari 1978, 18 januari 1978, 3 april 1978, 5 april 1978, 5 oktober 1978, 3 oktober 1978.