1970
'71
'72
'73
'74
1975
'76
'77
'78
'79
1980
'81
'82
'83
'84
1985
'86
'87
'88
'89
1990
'91
Britten en de Bollenstreek
gepubliceerd op 23 dec 2018 door Blerina Nimanaj

In de jaren negentig kwam een nieuwe groep krakers in het zicht van lokale, Leidse media. Voornamelijk Britten – maar ook Ieren en Schotten – vertrokken vanaf de jaren tachtig naar Leiden en omstreken om er te werken. Een groot deel van deze groep vond werk in de Bollenstreek. Als arbeidsmigrant was het lastig om huisvesting te vinden. Een aantal van hen besloot daarom in en rondom Leiden te gaan kraken.

Zowel het Leidsch Dagblad, de grootste krant van Leiden en omstreken, als De Peueraar, een links activistisch maandblad, schreven over de Britten, hun werk in de bollenindustrie en hun aanwezigheid in de Leidse kraakbeweging. Beide publicaties deden dit vanuit een eigen perspectief. Terwijl het Leidsch Dagblad zich richtte op de discussie rondom de woonsituatie van de krakende Britten en welke autoriteit voor hen verantwoordelijk was, ging De Peueraar in op de zwakke sociaaleconomische positie van de Britse arbeiders.

Waarom ze vertrokken
Vanaf eind jaren tachtig verslechterde door de-industrialisatie de economische situatie in delen van Groot-Brittannië en Ierland: hoge werkloosheid leidde tot armoede, vooral onder de arbeidersbevolking. In dezelfde periode trokken bedrijven in de Nederlandse bollensector aan de bel vanwege een tekort aan (seizoen)arbeiders. Werkgevers uit de Bollenstreek gingen in het buitenland op zoek naar seizoenarbeiders en plaatsten advertenties in, onder andere Britse en Ierse, kranten. Tientallen Britten en Ieren reageerden op de advertenties en kwamen naar Nederland. Niet alleen zij vertrokken, ook kleinere aantallen migranten uit Spanje en Italië vonden hun weg naar Leiden en omstreken. Omdat al deze landen lid waren van de Europese (Economische) Gemeenschap, de voorganger van de Europese Unie, hadden de Britse, Ierse, Spaanse en Italiaanse migranten geen werkvergunning nodig om te werken in Nederland. Leidsch Dagblad 27 maart 1993, 6 september 1993

Na verloop van tijd trokken steeds meer Britten, Ieren en Schotten naar Leiden. De groep groeide in het begin van de jaren negentig uit tot enige honderden seizoenarbeiders. De bollensector was de belangrijkste werkgever, maar een aantal vond ook werk in andere sectoren, zoals de visafslag in Katwijk. Het was voor veel arbeidsmigranten lastig om aan woonruimte te komen. De werkvergunning waarvan de seizoenarbeiders waren vrijgesteld, bleek wel gewenst wanneer zij op zoek gingen naar woonruimte of voor langere tijd in Nederland wilden blijven. Een groot deel van de Britten en Ieren vestigde zich daarom op, al dan niet zelf gecreëerde, campings in dorpen als Hillegom en Sassenheim. Een ander deel van de Britten besloot in en rondom Leiden te gaan kraken. Leidsch Dagblad 4 september 1993

De discussie rondom de huisvesting
Het Leidsch Dagblad erkende de economisch kwetsbare situatie van de arbeidsmigranten en beschreef de Britten meermaals als ‘economische vluchtelingen’ die voor het werk in de Bollenstreek naar Nederland waren vertrokken. Leidsch Dagblad 4 juni 1993, 7 augustus 1993

Waar de krant echter vooral aandacht aan besteedde was het probleem van de huisvesting van de arbeiders en de discussie die hierover oplaaide. Autoriteiten, omstanders en de Britten en Ieren zelf reageerden in deze discussie op elkaar.

Het waren de Britten zelf die in december 1992 hun ongenoegen uitten over de woonsituatie. In het Leidsch Dagblad namen de krakers van het Parmentiercomplex het woord. Op dat moment woonden een vijftigtal Britten in het complex, dat sinds februari 1991 gekraakt was. Een van de krakers vertelde de krant: ‘Wij zijn geen ideologische of anarchistische krakers. Kom, daar zijn we te oud voor. We willen alleen een dak boven ons hoofd.’ De woordvoerder van de krakers legde de schuld van hun slechte woonomstandigheden bij de gemeente: ‘Ons huisvuil wordt niet opgehaald, gas en verwarming zijn er niet en we hebben slechts één kraantje dat het doet. En dan wordt er in de gemeente doodleuk verteld dat het hier onhygiënisch is. Wie zijn schuld is dat nou?’ Leidsch Dagblad 18 december 1992

Zonder een werkvergunning lukte het de krakers niet om zich in te schrijven voor een woning of geld terug te krijgen van de belastingdienst. Zo probeerde een van hen al anderhalf jaar een werkvergunning te regelen, tevergeefs. Zij concludeerde: ‘Officieel bestaan we domweg niet.’ Politiewoordvoerder Graveland stelde dat het voor de Britten makkelijk mogelijk was om voor langere tijd in en om Leiden te blijven, mits ze een EG-kaart zouden aanvragen. Voor de aanvraag waren ‘alleen wat persoonlijke gegevens en een werkvergunning’ nodig, aldus Graveland. Hij ging niet in op de problemen die sommigen ondervonden bij het aanvragen van een werkvergunning. Leidsch Dagblad 18 december 1992

In maart 1993 publiceerde het Leidsch Dagblad een artikel over de ‘nieuwe generatie’ van Leidse krakers in de jaren negentig. Onderdeel van deze generatie waren ook de Britten en Ieren. In het bericht kreeg politiewoordvoerder Graveland het woord. Hij zei een ‘nieuwe toeloop’ van Britse krakers te ‘vrezen’ wanneer het arbeidsseizoen weer zou beginnen. Hij schatte de Britse aanwezigheid in Leiden op een aantal van 350 krakers. Leidsch Dagblad 27 maart 1993

De krakers kregen ondertussen een omstreden reputatie. Buurtbewoners waren niet altijd te spreken over de aanwezigheid van Britse krakers in hun omgeving. Zij klaagden over geluidsoverlast, onhygiënische situaties en drugsgebruik door krakers. In augustus 1993 reageerden twee gemeenteraadsleden van de PvdA op buurtklachten over Britten die de voormalige PTT-centrale hadden gekraakt. De raadsleden hadden oog voor de zorgen van de buurtbewoners, maar ook voor het vraagstuk van de huisvesting van seizoenarbeiders in en rondom Leiden. Zij vroegen de gemeente om de woonsituatie van de buitenlandse seizoenarbeiders beter te regelen, omdat ze verwachtten dat de ‘toestroom van jongeren’ verder zou toenemen. Nieuw beleid zou in samenwerking met de gemeenten van de Bollenstreek ontwikkeld moeten worden, omdat de meeste Britse en Ierse krakers in de bollensector werkten. (Leidsch Dagblad 12 augustus 1993) Burgemeester Goekoop van Leiden daarentegen schoof de verantwoordelijkheid van de huisvesting van de Britse krakers naar de gemeenten in de Bollenstreek: ‘De Bollenstreek verdient geld aan die mensen. Zij hebben de lusten, ze kunnen ons niet alleen voor de lasten laten opdraaien.’ Leidsch Dagblad 6 september 1993

Britse krakers zeiden dat ze de zorgen van buurtbewoners weliswaar begrepen, maar dat het aan de gemeente was om een oplossing te bieden. Een kraker die uit de PTT-centrale gezet dreigde te worden zei: ‘Wij willen ook niet dat er opeens honderd mensen in caravans en wagens op straat terecht komen. Maar we moeten wel een plek hebben om te leven. Vroeger stonden we op een camping in Sassenheim, maar die is gesloten.’ En verder: ‘Wij worden aangemoedigd om hierheen te komen. De meeste mensen werken hier. Wij leveren een bijdrage aan de economie van dit land. En we blijven hier. Tenzij de Nederlandse regering zegt: jullie moeten weg uit dit land.’ Leidsch Dagblad 6 september 1993

Niet alleen de krakers hielden de gemoederen bezig. Ook de Britten en Ieren die ervoor kozen om in de Bollenstreek te kamperen raakten betrokken bij de discussie rondom huisvesting. Onder de kop ‘De zigeuners van de Bollenstreek’ schreef het Leidsch Dagblad in september 1993 een paginagroot artikel over de wildkampeerders. Nog geen drie maanden eerder had de politie de illegale camping De Ranch in Hillegom ontruimd. Een van de kampeerders vatte het probleem kort samen: ‘Het is gewoon Catch 22, we kunnen geen kant op. De bollenbedrijven willen ons graag hebben, maar wonen mogen we nergens.’ Leidsch Dagblad 4 september 1993

Een toenemend aantal van campings weigerde de Britten en Ieren nog langer op te vangen, vanwege klachten over (geluids)overlast. Een Britse bollenwerker vertelde: ‘De combinatie tourists and workers deugt niet. Ik zou ook pissed off zijn als mijn buren op de camping iedere ochtend om zeven uur opstonden en in het weekend laveloos over m’n scheerlijnen struikelden. Maar wat is het alternatief voor al die honderden mensen die onderdak moeten hebben? Die kun je toch niet negeren?’ Volgens haar zouden de gemeenten samen moeten werken met de bollenbedrijven om campings op te zetten voor de seizoenarbeiders. Leidsch Dagblad 4 september 1993

De sociaaleconomische positie van arbeidsmigranten
De Peueraar publiceerde in december 1991 haar eerste artikel over de Britse seizoenarbeiders in en rondom Leiden. De directe aanleiding was het toenemend aantal Britten in de Leidse kraakscene. De Peueraar ging in gesprek met drie Britten die in de bollenindustrie werkten en in Leiden kraakten. Het gesprek ging in op hun beweegredenen om hun thuisland te verlaten, wat ze van hun werk in de Bollenstreek vonden en waarom ze ervoor kozen om in Leiden te kraken. De Peueraar besteedde vooral aandacht aan de kwetsbare economische positie van de Britten als tijdelijk gemigreerde arbeidskrachten. Zo kregen maar weinig Britse seizoenarbeiders een vast contract aangeboden. Hierdoor hadden zij nauwelijks zekerheid bij ziekte of ontslag.

Volgens De Peueraar kraakten de Britten om verschillende redenen. De meesten van hen leefden op een camping in een caravan of tent. Het lukte vaak niet om een kamer of appartement te huren, omdat ze als huurders gewantrouwd werden. Ook zou er in Lisse en Sassenheim sprake zijn van straatgeweld tegen de Britten, iets wat in Leiden een stuk minder vaak voor kwam. De Peueraar stelde daarnaast vast: ‘We hebben geen politieke redenen gehoord van onze gesprekspartners. Het is vooral gemakkelijk en goedkoop. Waarom zou je 400 gulden huur betalen als ’t niet hoeft?’ De Peueraar december 1991 (nr. 16)

Hoewel het maandblad kritiek uitte op de kwetsbare situatie waarin de Britten zich bevonden, was het tegelijkertijd ook kritisch over de Britten zelf: ‘Wat wij merkten was dat ze het allemaal wel best vonden, of althans beter dan thuis. Er was geen sprake van enige strijdbaarheid, enige wil tot verbeteren van de situatie thuis, en ook niet van de omstandigheden hier. Het probleem zit hem er volgens ons in dat er niet verder wordt gekeken dan hier en nu en vooral: ik.’ De Peueraar december 1991 (nr. 16)

De ambigue houding tegenover de Britten zette zich voort in een artikel uit oktober 1992. Onder de kop ‘Engelsen geplukt in de bollen’ schreef De Peueraar: ‘Vorig jaar was er een aanzienlijke toename van het aantal Engelse immigranten. Dit jaar is de arbeidsmarkt werkelijk overspoeld met Engelsen die de armoede en ellende in eigen land ontvluchten. Dat betekent onder meer dat de werkgevers keus genoeg hebben; liever jonge, goedkope arbeiders dan oude, om maar een voorbeeld te noemen. Maar hoe de bollenbazen aan goedkope loonslaven komen, dat is niet veel mensen duidelijk.’ In het artikel werd uitgehaald naar bollenbedrijven die – via tussenpersonen en tegen vergoeding – arbeiders uit het buitenland naar de Bollenstreek brachten om te werken. Ook was het maandblad kritisch op de slechte werkomstandigheden, de lage lonen en de woonsituatie van Britten, die soms zelfs op het terrein van hun bollenbedrijf kampeerden. Door echter te spreken over ‘enorme aantallen’ van Britten, Ieren en Schotten die de lokale arbeidsmarkt ‘overspoelden’, liet ook De Peueraar merken zich druk te maken over het aantal migranten dat naar Leiden en omstreken was gekomen. De Peueraar oktober 1992 (nr. 26)

Toch bleef het activistische maandblad proberen om eenzijdige, negatieve berichtgeving over de Britten tegen te gaan. Zo schreef het in een ander artikel uit dezelfde uitgave: ‘Zelfs de Leidse krakers willen zich nog wel eens laatdunkend uitlaten over de Engelse krakers. Toegegeven, soms veroorzaken de Engelsen wel overlast, maar dit gebeurt zeer zeker ook van de kant van de Leidse krakers, kroegbevolking, studenten, et cetera. Naar ons idee wordt de overlast van de kant van de Engelsen gigantisch uit het verband getrokken en gegeneraliseerd.’ De Peueraar oktober 1992 (nr. 26)

De Peueraar publiceerde een ingezonden brief van een Engelse kraker, waarin zij schreef over haar ervaringen met de Leidse politie. In maart 1993, dezelfde maand dat politiewoordvoerder Graveland zijn ‘vrees voor een toeloop’ van Britse krakers had geuit, stelde de Engelse kraker dat de Leidse politie haar een werkvergunning geweigerd had, omdat zij in een kraakpand woonde. Bij het aanvragen van de werkvergunning moest zij een adres opgeven. Volgens de kraker accepteerde de Leidse vreemdelingenpolitie het adres van haar kraakpand niet als ‘echt’ adres. De kraker liet weten dat het haar uiteindelijk, met de nodige moeite, toch gelukt was om een werkvergunning te krijgen. De Peueraar maart 1993 (nr. 31)

De Peueraar trachtte de eenzijdige, negatieve berichtgeving over de Britten op verschillende manieren te bestrijden. Allereerst benoemde het maandblad de momenten waarop het van mening was dat omstanders, autoriteiten of het Leidsch Dagblad een oneerlijke en ongelijke houding aannamen tegen de Britten. Tegelijkertijd kregen de persoonlijke ervaringen van Britten die kraakten of in de Bollenstreek werkten veel ruimte in de artikelen die over hen geschreven werden. Zij werden geïnterviewd of konden in een brief hun verhaal kwijt. Het maandblad besteedde de meeste aandacht aan de zwakke sociaaleconomische positie die Britten die in de Bollenstreek werkten hadden. Hier kwam echter ook de links activistische achtergrond van het maandblad naar boven: de Britten waarmee zij spraken, interesseerden zich niet bijzonder voor een versterking van hun arbeidsrechten en een verbetering van hun woonsituatie, wat tot onbegrip en teleurstelling leidde bij De Peueraar.

Conclusie
De aanwezigheid van de Britse krakers leidde tot verschillende reacties in het Leidsch Dagblad en De Peueraar. Waar het Leidsch Dagblad de kwetsbare economische positie van de Britse krakers erkende, besteedde het vooral aandacht aan de discussie rondom het probleem van de huisvesting van de seizoenarbeiders. Autoriteiten, omstanders, bollenbedrijven en de Britten en Ieren zelf werden het niet eens over wie verantwoordelijk was voor de woonsituatie. De Peueraar richtte zich juist op de kwetsbare positie die de Britten als arbeidsmigranten hadden en hun woon- en werkomstandigheden als gevolg hiervan. Het maandblad verbond de misstanden die zij zagen aan hun eigen socialistische strijd. Dat de Britten dit zelf niet deden, was iets waar het maandblad kritisch over was.

Leidsch Dagblad 18 december 1992, 27 maart 1993, 4 juni 1993, 30 juni 1993, 2 juli 1993, 12 augustus 1993, 21 augustus 1993, 4 september 1993, 6 september 1993.

De Peueraar december 1991 (nr. 16), oktober 1992 (nr. 26), oktober 1992 (nr. 26), maart 1993 (nr. 31).

meer over