1970
'71
'72
'73
'74
1975
'76
'77
'78
'79
1980
'81
'82
'83
'84
1985
'86
'87
'88
'89
1990
'91
Een mediastorm aan de Ter Haarkade
gepubliceerd op 11 okt 2017 door Charlotte van Rooden

In januari 1981 werden achttien wooneenheden gekraakt op de tweede en derde verdieping van een flat op de hoek van de Ter Haarkade en de Haagweg. Een bezorgde omwonende had de politie gebeld, waarop een confrontatie tussen politie en krakers volgde. In het Leidsch Dagblad verschenen in korte tijd veel artikelen over deze confrontatie die zich vooral richtten op het feit dat de politieagenten bij het binnenstormen van de gekraakte woonruimte hun pistool hadden getrokken. De meningen waren sterk verdeeld.

Politie-optreden
Op 12 januari 1981 meldde het Leidsch Dagblad dat een tiental krakers was gearresteerd voor een vernieling. Zij hadden de twee bovenste etages van het hoofdgebouw van het Inas-opleidingsinstituut gekraakt aan de Ter Haarkade. Daarbij waren de sloten van de deuren kapot gegaan. De wooneenheden waren bedoeld als woonruimte voor leerkrachten, maar stonden al vier jaar leeg. De flat stond naast de school de Noorderwiek en was ondergesteld aan haar schoolbestuur. Leidsch Dagblad 12 januari 1981

Een dag later verscheen er een veel groter artikel in het Leidsch Dagblad over wat er die bewuste zondagnacht plaatsgevonden had. De grote kop van het artikel luidde: ‘Kraakactie: politie trekt pistool’. Volgens een woordvoerder van de politie hadden de agenten hun pistolen getrokken in de veronderstelling dat zij met inbrekers te maken hadden. De krakers beweerden met de pistolen mishandeld te zijn.

‘Ik kreeg een pistool in mijn nek’De krakers vertelden: ‘Met getrokken pistool kwamen ze binnen zetten. Zonder dat er verder een woord werd gewisseld, werden we letterlijk tegen de muur aangetrapt. Benen wijd, handen tegen de muur, in de handboeien en we werden afgevoerd.’ Kraker Peter verelde: ‘Met zijn pistool sloeg een agent me voor mijn kop.’ En medekraker Harry vertelde de journalist: ‘Ik kreeg een pistool in mijn nek. Een mensonterende behandeling.’ Leidsch Dagblad 13 januari 1981

Opnieuw gekraakt
Terwijl in de krant een mediastorm op gang kwam over het gebruik van pistolen door politieagenten, werden de appartementen opnieuw gekraakt. Op 19 januari 1981 verscheen hierover een groot artikel in het Leidsch Dagblad. Tijdens de tweede kraakactie bewaakten de krakers de trappen, vormden sympathisanten een cordon tegen een eventueel ingrijpen van de politie en werden er aan de flat spandoeken opgehangen met de tekst ‘Leegstandswet is oorlog’.

Om half twaalf zaten de krakers comfortabel in het pand en hieven de sympathisanten een strijdlied aan. ‘Een kwartiertje later arriveerden twee surveillerende politieagenten, namen gedurende korte tijd poolshoogte, zeiden “veel plezier ermee” en vertrokken weer,’ aldus het Leidsch Dagblad. Tweemaal vond er overleg plaats tussen het schoolbestuur, de politie en de Leidse advocaat mr. Sprenger (namens de krakers), waarna besloten werd dat de krakers voorlopig konden blijven zitten. Leidsch Dagblad 19 januari 1981

Discussie over pistolengebruik
De discussie die ondertussen in het Leidsch Dagblad lostbarstte, richtte zich op verschillende zaken, die regelmatig door elkaar heen liepen. Het grootste discussiepunt was de rechtmatigheid van het trekken van pistolen door de politieagenten toen zij het kraakpand betraden. Ook stonden de 24-uurs termijn, het bureaucratische handelen van het Ministerie van Onderwijs, de leegstandstermijn en bouwvergunnings termijnen ter discussie. Maar liefst zeven artikelen verschenen over het voorval in het Leidsch Dagblad, daaronder ook een paginagrote uiteenzetting over het gebruik van pistolen bij de politie.

Een opiniestuk in de hoofdredactionele kolom van 14 januari 1981 beargumenteerde dat het logisch was dat de politie-agenten hun pistolen hadden gebruikt. ‘Bij de agenten, die dit werk moesten doen, was niet bekend dat het om de verdachten ging, zoals die nu bekend zijn. Het konden inbrekers zijn, feestvierende studenten, RAF-leden, of, zoals in dit geval, mensen die bezig waren een huis te kraken.’ Hier schemerde al een positieve benadering van kraken door, in de zin dat de krakers sterk gecontrasteerd werden met gevaarlijke criminelen of terroristen en hinderlijke studenten. Er ontstond later echter pas echt ophef over de conclusie van het opiniestuk, waarin stond: ‘Het is voorlopig in elk geval te hopen dat de Leidse politie in dit soort gevallen niet anders gaat optreden, tenzij vaststaat dat het om bonafide krakers gaat.’ Leidsch Dagblad 14 januari

Het verloederings-symptoom in het algemeenOp dit opiniestuk werd twee dagen later gereageerd door een man uit Oegstgeest. Hij was bijzonder verontwaardigd dat de hoofdredacteur de term ‘bonafide’ had gebruikt in relatie tot krakers. ‘Volgens de zienswijze van uw hoofdredacteur kan men zich dus op bonafide wijze vergrijpen aan andermans have en goed. Het is nu nog maar een kwestie van wachten op menslievende moordenaars, liefdadige bankrovers en celibataire verkrachters.[…] Het komt mij voor dat het de schenders van de menselijke basisrechten wel erg gemakkelijk wordt gemaakt, wanneer bonafide kranten de erosie der normen een handje komen helpen. […] Met het zeer suggestieve, en naar mijn mening volkomen misplaatste, gebruik van het woord bonafide kiest hij wel degelijk partij vóór het kraken als verloederingssymptoom in het algemeen.’ Leidsch Dagblad 16 januari 1981

Beide auteurs keurden het goed dat de politieagenten hun pistolen hadden getrokken, hoewel de eerste benadrukte dat het alleen maar gerechtvaardigd was als de politie echt niet wist dat de mensen in het pand krakers waren. Daarover bestond onduidelijkheid en werden tegenovergestelde meningen verkondigd: hadden de politieagenten kunnen weten dat het om een kraakactie ging én had de politie anders moeten handelen met deze kennis? Veel journalisten en andere betrokkenen lijken hun oordeel over het politieoptreden op hun vermeende antwoord op deze vragen te hebben gebaseerd. Deze vragen speelden ook een belangrijke rol in de discussies die plaatsvonden in de raadscommissie politiezaken en de gemeenteraad over het voorval. Leidsch Dagblad 20 januari 1981 en Leidsch Dagblad 3 februari 1981

Op 20 januari 1981 wijdde journalist René van der Velden een hele krantenpagina aan het voorval. Hij ging hiervoor alle partijen af. De politieagenten benadrukten tijdens hun interviews nogmaals dat ze niet hadden geweten om wat voor mensen het ging toen ze het gebouw betraden: ‘Het hadden gewapende heroïnegebruikers kunnen zijn die een inbraak pleegden!’ meende de hoofdinspecteur. Ook werd er in het artikel aandacht besteed aan de invoering van een nieuw politiewapen, waarmee de agenten nog moesten oefenen. De journalist concludeerde dat, hoewel het logisch is dat agenten pistolen dragen, ‘Je met een agent met een pistool op zak nog wel een praatje [wilt] maken, met de agent met het pistool in z’n hand niet’.

De journalist van het paginagrote artikel vroeg zich ook af of er sprake was van een redelijk vermoeden van een zwaar misdrijf, en voerde in de tekst een oudgediende adjudant op, die over de veranderende tijden vertelde: ‘Wat te denken van de heroïnegebruikers van dit moment die desnoods met wapengebruik aan geld willen komen. Vergis je niet in de gedrogeerden. Moet de politieman onnodig risico nemen?’ Leidsch Dagblad 20 januari 1981

Hoewel het er op lijkt dat de algemene consensus in het Leidsch Dagblad neigde naar begrip voor de politieagenten en het pistolengebruik, verscheen er op 3 februari 1981 een artikel in de krant over de afkeuring van burgemeester Goekoop van het politieoptreden. Daarin kwam naar voren dat de meeste raadsleden twijfelden of het de politieagenten niet duidelijk had moeten zijn dat het om een kraakactie ging. Daaruit blijkt dus een afwijzing van het gebruik van geweld tegen krakers in de gemeenteraad.  Leidsch Dagblad 3 februari 1981

Overige discussiepunten
Drie weken na de kraakactie verscheen er een notitie van de burgemeester over het voorval. Terwijl sympathisanten en krakers samen demonstreerden met leuzen als ‘Wij willen wonen, geen pistolen!’, bogen politie, raadslieden en burgemeester zich er samen over. Leidsch Dagblad 3 februari 1981


Welles-nietesIn de notitie kwamen nog enkele andere kwesties aan de orde. Zo was er onenigheid over de 24-uurs termijn. De krakers hadden bij de eerste ontruiming beweerd al langer dan 24 uur in het pand te zitten en meenden dat de politieagenten zich schuldig hadden gemaakt aan huisvredebreuk. Ze hadden de politie met een ‘knokploeg’ vergeleken. De regel achter de 24 uurs termijn werd in de notitie bevestigd. Er waren echter enkele raadsleden, waaronder PvdA’er Peters die betoogden dat de tijdsduur van de leegstand zwaarder zou moeten wegen dan de tijd die krakers in een pand hadden doorgebracht. De 24-uurs-termijn zou alleen leiden tot welles-nietes-discussies tussen krakers en politie en was ook ongebruikelijk: alleen in Leiden bestond een dergelijke regel.

Een ander punt van discussie was de leegstandstermijn. In de notitie ging de burgemeester uit van een leegstandstermijn van negen maanden, zolang zouden eigenaren van leegstaande panden bescherming genieten tegen krakers. Peters en andere raadsleden stelden dat zes maanden een logischer tijdsbestek zou zijn, maar Goekoop bracht daar tegen in dat een vorderingsprocedure ook ongeveer negen maanden in beslag nam.

Ten slotte werd er naar aanleiding van de notitie ook over bouwvergunningstermijnen en politieoptreden tegen knokploegen gesproken. Hierin namen de PPR-raadsleden een pro-actieve houding aan tegenover de burgemeester, die vervolgens toezei er nog eens naar te kijken.

Leerling-ziekenverzorgsters in de achttien woningen
Zodra het pand voor de tweede keer gekraakt werd, liet de eigenaar, het schoolbestuur, weten te hopen dat de krakers de flats vrijwillig zouden verlaten zodra het bestuur officieel toestemming zou krijgen om er leerling-ziekenverzorgsters onder te brengen. Leidsch Dagblad 19 januari 1981

Naast de andere discussiepunten was er, zoals wel vaker bij kraakacties, grote scepsis te vinden bij de krakers over de plotselinge haast bij de doorvoering van de nieuwe bestemming. Vaak probeerden huiseigenaren en ook de gemeente immers zodra een pand gekraakt was, een andere groep woningzoekenden in de woning te plaatsen. Daarmee losten ze dan in één keer twee problemen op. (Zie: Maatregelen tegen krakers)

‘Problemen als sneeuw voor de zon verdwenen’Op 6 februari kreeg het schoolbestuur toestemming van het Ministerie van Onderwijs om het pand als woonruimte aan leerling-ziekenverzorgsters aan te bieden. Zelfs het schoolbestuur had wel door hoe dit toewijzingsmechanisme functioneerde, zo zei diens secretaris Verweij: ‘Er waren steeds allerlei wettelijke problemen te overwinnen om tot verhuur te geraken. Je mag het misschien niet zo hard zeggen, maar al die problemen waren na de kraakacties als sneeuw voor de zon verdwenen.’ Wel gebruikte Verweij de typische bestuurs-retoriek van de gemeente en andere huiseigenaren die een dergelijke truc doorvoerden. Daarmee verdedigde hij de legitimiteit van de oplossing en vooral het belang voor de leerling-ziekenverzorgsters: ‘Het is een groep […] die precies tussen de wal en het schip val[t] om woonruimte te krijgen.’ Leidsch Dagblad 6 februari 1981

Vanaf 9 februari was het echter duidelijk dat de krakers, hoewel zij nu ongewild het verhuur mogelijk hadden gemaakt, voor het schoolbestuur nog steeds een probleem zouden zijn. Zij lieten weten het pand niet vrijwillig te verlaten. Leidsch Dagblad 9 februari 1981

Schoolkrant en toch einde kraakactie
De redactie van de schoolkrant van de Noorderwiek koos de kant van de krakers. Ze liet weten het schoolbestuur asociaal te vinden door de lange leegstand van het bijgebouw en het verhinderen van het oplossen van woningnood. Ook hadden ze er begrip voor dat de krakers sporen van vernieling achter hadden gelaten: ‘Om binnen te komen is sloten openbreken noodzakelijk. Maar als de krakers eenmaal binnen zijn is het onzin te stellen dat het nog steeds vernielers zijn. Het zijn dan gewoon de bewoners,’ schreef Joost namens de redactie. De krakers kregen in de schoolkrant positieve publiciteit en konden hun kant van het verhaal in een interview vertellen. Leidsch Dagblad 12 februari 1981

Op 21 mei schreef de krant dat de krakers de flats aan de Ter Haarkade hadden verlaten. Volgens het Ministerie van Onderwijs hadden ze 60.000 gulden aan vernielingen aangericht. Het schoolbestuur had nog anderhalve maand om de ‘ravage’ op te ruimen. Leidsch Dagblad 23 mei 1981

Conclusie
In de discussie over de kraakactie aan de Ter Haarkade kwamen bijzonder veel partijen aan het woord. De journalisten in het Leidsch Dagblad kregen meer ruimte dan normaal, zelfs de hoofdredacteur mengde zich in de discussie in zijn column, wat op zijn beurt een heftige reactie in een lezersbrief teweeg bracht. De politieagenten, het schoolbestuur, de krakers, gemeenteraadsleden en zelfs scholieren kwamen allemaal aan het woord over de legitimiteit van kraken, het gebruik van pistolen door de politie en de formele en informele regels rondom het kraken (leegstandswet, 24-uurs termijn, het tegen elkaar uitspelen van woningzoekenden). De actie aan de Ter Haarkade veroorzaakte een mediastorm in de Leidse kranten waarin bijna alle aspecten van kraken aan bod kwamen.

Daarbij is het opvallend hoe sympathiek meeste partijen zich opstellen ten opzichte van de krakers. Dat waren niet alleen de schoolkrant en de gemeenteraadslieden die zich actief voor hen inzetten, maar ook de hoofdredacteur van de krant, die duidelijk stelde een kraakactie een legitieme onderneming te vinden. In de stukken over het politieoptreden stelden de meeste betrokkenen dat het niet zo had mogen gebeuren, wanneer de politie op de hoogte was dat de situatie een kraakactie betrof.

Dat was geen unanieme consensus, zoals het opiniestuk van de man uit Oegstgeest met zijn angst voor de verloederingssymptomen duidelijk laat zien. Desalniettemin nijgen de meeste berichten in de richting van sympathie voor de krakers.