1970
'71
'72
'73
'74
1975
'76
'77
'78
'79
1980
'81
'82
'83
'84
1985
'86
'87
'88
'89
1990
'91
‘Geen ge-jamaar’: gemeentebeleid tegen kraken
gepubliceerd op 07 aug 2017 door Charlotte van Rooden

In mei 1974 besteedde het Leidsch Dagblad wederom aandacht aan het fenomeen kraken, waarbij vooral de nadruk werd gelegd op de vraag waarom het kraken nu juist voor de gemeente een groot probleem vormde.

In de ogen van de gemeente ‘doorkruiste’ het kraken van woningen het gemeentelijke toewijzingsbeleid, terwijl het kraken van zogenaamde wisselwoningen de renovatie van woningen belemmerde. Om deze redenen vond de gemeente dat er consequent tegen krakers moest worden opgetreden. ‘Alleen in bijzonder schrijnende gevallen gaat de ontruiming van een gekraakte woning gepaard met de aanbieding van zekere vervangende woonruimte en onderdak.’  Leidsch Dagblad 9 mei 1974

De Leidse gemeenteraad stemde daarom eind mei in met een door de burgemeester en wethouders opgestelde gedragslijn voor het beëindigen van ingebruikneming van woonruimte in strijd met de woonruimtewet. Het gemeentebestuur kon hierdoor gemakkelijker tegen krakers optreden. Leden van de PvdA probeerden het beleid te specificeren, door een onderscheid te maken tussen ‘woningroof’ en kraken. Met dat laatste had de partij weinig problemen. Ze wilde vooral streng optreden tegen woningroof, waaronder ze de acties verstond waarbij mensen wisselwoningen of woningen die voor urgente gevallen bestemd waren, kraakten. De VVD had ‘moeite’ met dit onderscheid, aangezien ze kraken in alle gevallen ‘onrechtmatig’ vond. Leidsch Dagblad 21 mei 1974

‘Ik word hier hels over.’ De voorstellen van verschillende PvdA- en PSP-raadsleden om in speciale gevallen krakers tegemoet te komen, bleven tot discussie leiden. In november voer PvdA-wethouder voor volkshuisvesting Verboom fel uit tegen krakers. Tijdens een vergadering van de raadscommissie voor volkshuisvesting had hij zich kwaad gemaakt: ‘Krakers van een wisselwoning worden er acuut uitgezet, al is het midden in de nacht. … Die krakers gaan maar terug waar ze vandaan komen. Anders hoeven we in Leiden niet verder te gaan met de renovatie. Ik word hier hels over.’ Volgens hem hadden krakers, ook in noodgevallen, op hun beurt te wachten, ‘net als ieder ander’. Leidsch Dagblad 29 november 1974

Net als in juni 1973 leidde het thema kraken gemakkelijk tot overdrijvingen. In juni 1973 had de gemeente gesteld dat er ‘geen houden meer aan was’, terwijl het aantal krakers in Leiden toen op drie handen te tellen was. In het vertoog van Verboom verwerden de krakers nu tot terroristen. Hij sprak van ‘een gering aantal mensen die de boel verzieken’ en stelde: ‘Ambtenaren worden geterroriseerd en bedreigd.’ In de Leidse dagbladen is echter van geweld of bedreiging tegenover ambtenaren door krakers niets terug te vinden. Daarbij bleek dat Verboom in de praktijk lang niet altijd zo streng optrad als hij in de raadsvergadering stelde. Dat bleek bijvoorbeeld toen jongeren een gebouw aan de Hooigracht kraakten, dat door de gemeente was bestemd voor arbeidsmigranten. In dat geval bood Verboom de jongeren vervangende huisvesting aan. Leidsch Dagblad 22 januari 1975; Leidsch Dagblad 27 jan 1975

Juist in deze periode begonnen jongeren meer op de voorgrond te treden bij kraakacties. In 1974 werden er drie grote kraakprojecten door hen op de been gezet. Zij kraakten het klooster van de zusterorde De Goede Herder in Zoeterwoude en de boerderij ‘Wie kan keeren de hand des Heeren’ in Voorschoten. Daarnaast werd een pand aan de Hooigracht gekraakt.

Leidsch Dagblad 9 mei 1974, 21 mei 1974, 29 november 1974, 22 januari 1975, 27 januari 1975 en Nieuwe Leidse Courant 21 mei 1974