Toen een groep kunstenaars op 15 maart 1993 het gigantische schoolgebouw van de oude technische school De Nieuwe Vaart aan de Haagweg kraakte, werd er door de politie niet snel overgegaan tot ontruiming. Sterker nog de gemeente legaliseerde hun kraak. Toch bleven de kunstenaars lang last houden van hun krakersimago.
Nadat de 12 kunstenaars het gebouw van Haagweg 4 hadden bezet, wachtten ze gespannen op de ontruiming. De krakers vertelden het Leidsch Dagblad dat ze geen moeilijkheden wilden: ‘Als de politie met groot geweld komt, pakken we onze biezen en gaan we weg.’ Leidsch Dagblad 17 maart 1993 De politie gebruikte het pand af en toe voor de training van hun honden, hiervoor hadden ze echter geen huurcontract maar een gebruikerscontract. Dat was niet genoeg om tot ontruiming over te gaan. Zonder huurcontract mocht de politie het gekraakte pand niet ontruimen. Ook de eigenaar van het pand, Samenwerkingsschool De Nieuwe Vaart, ondernam geen actie. De eigenaar was al ver gevorderd in zijn verkooponderhandeling met Dienst der Domeinen, een onderdeel van het Ministerie van Financiën. De Nieuwe Vaart wilde enkel actie ondernemen als hun mogelijke koper niet akkoord zou gaan met de koop, omdat er krakers in zaten. De krakers gingen dan ook snel met Dienst der Domeinen in gesprek om tot een overeenkomst te komen.
Volgens de kunstenaars was de school uitermate geschikt voor het onderbrengen van wel twintig ateliers en een expositieruimte. De Beroepsvereniging van Beeldende Kunstenaars (BBK) had al in 1991 een klacht ingediend bij de gemeente over het tekort aan werkruimten voor kunstenaars in Leiden. De klacht hield in dat vijfentwintig kunstenaars in Leiden het moesten doen zonder werkruimte. De gemeente deed niks met de klacht. Vier dagen na hun kraakactie, schreef de krant over de krakers als protesterende kunstenaars. De kunstenaars protesteerden met hun actie tegen het atelierbeleid van de gemeente Leiden.
‘Bent u kunstenaar en ontbeert u een atelier?’Na de kraakactie meldden zich meer dan vijftig potentiele atelierhuurders aan de Haagweg. Het was een teken dat het daadwerkelijk moeilijk was om aan atelierruimtes te komen in Leiden. De krakende kunstenaars stelden voor dat de gemeente het pand zou kopen. De toenmalige wethouder van cultuur H. Koek (PvdA) twijfelde. De gemeente opende al een ander kunstcentrum aan de Hooglandse Kerkgracht en wilde niet nog een kunstcentrum financieren. Niet veel later stelde het Leidsch Dagblad: ‘Bent u kunstenaar en ontbeert u een atelier? Landelijk CDA-fractieleider Brinkman heeft de oplossing voor dat probleem bij de hand: zorg dat u geld en connecties hebt.’ Leidsch Dagblad 17 april 1993 Het hele artikel was een aanklacht tegen het atelierbeleid van de gemeente. Wethouder H. Koek had die week bekend gemaakt dat de kwaliteit van de kunstenaar in het vervolg de doorslag zou geven bij de vraag wie een atelier kreeg. Hierop volgde een stroom van kritiek.
‘Als wij deze school niet hadden gekraakt was de groep Engelsen uit het Parmentiercomplex hier neergestreken.’De gemeente moest de krakende kunstenaars dankbaar zijn. ‘Als wij deze school niet hadden gekraakt was de groep Engelsen uit het Parmentiercomplex hier neergestreken. En dan wordt het uitgewoond. Toen we vanochtend wakker werden, liepen hier al een paar Engelsen rond. Die hebben we snel duidelijk gemaakt dat wij hier zitten’, aldus een van de krakers. Leidsch Dagblad 17 maart 1993
De BBK presenteerde in april plannen voor een kunstenaarsdorp. Frank Kappe ziet het plan nog meer zitten dan de bedenker. ‘Kappe kraakte onlangs met wat ‘hulptroepen’ een voormalige technische school aan de Haagweg.’ Leidsch Dagblad 16 april 1993 Omdat de Haagweg in korte tijd een wachtlijst had opgebouwd, zag de BBK geen andere oplossing dan het bouwen van een kunstenaarsdorp van vijfendertig betonnen kubussen. Kappe stelde dat er misschien wel meer dan vijfendertig kubussen nodig zullen zijn, aangezien de toekomst van het pand op de Haagweg nog niet duidelijk was. Nabij de gekraakte school leek hem de perfecte locatie voor de oprichting van dit kunstenaarsdorp. ‘Het hoeft helemaal niet naargeestig te worden,’meldde hij aan de krant.
Nog geen twee maanden na de kraakactie hielden de kunstenaars hun eerste expositie in het pand aan de Haagweg. Het Leidsch Dagblad schreef niet alleen over de expositie, maar ook over de opendag. ‘Dan kunnen de mensen zien dat achter die muren geen enge krakers bezig zijn of rare kunstenaars,’ vertelde een van de krakende kunstenaars Peter Paul.  Leidsch Dagblad 5 juni 1993 De krakers hadden inmiddels een tijdelijke gebruiksovereenkomst getekend. Hierop vormde zich een bestuur en werd de hoogte van de huur vastgelegd. Veel van de krakende kunstenaars waren het echter niet eens met de hoogte van de huur, waarop enkele kunstenaars vertrokken.
‘Ja, je mag best stellen dat we met het nieuwe contract de status van kraakpand af zijn’.In september 1993 tekenden de krakers een nieuw gebruikerscontract met Dienst der Domeinen. De krant schreef dat het kunstcentrum niet langer een ‘kraakpand’ was. Kunstenaar P. de Bruin meldde aan de krant: ‘Ja, je mag best stellen dat we met het nieuwe contract de status van kraakpand af zijn’. De krant duidde de kunstenaars echter nog verschillende keren aan als krakers. Een recensie van Onno Schilstra beschreef de atelierhouders als pseudo-kunstenaars. Het waren krakers die zich voordeden als kunstenaars. De kunst van de krakers was volgens de recensent niet geloofwaardig.
Ook beschreef de krant de kunstenaars als voorbeeld van ‘goede’ krakers. Burgermeester Goekoop had het idee geopperd om een spelregelboekje te maken voor krakers, maar wel in ‘gewone-mensen-taal’: ‘De burgemeester kent een paar goede en een paar slechte voorbeelden van Leidse kraakacties. De X aan de Haarlemmerstraat en de oude ambachtsschool aan de Haagweg tonen volgens hem aan hoe een pand dat al is opgegeven, toch nog een zinnige bestemming krijgt.’  Leidsch Dagblad 1 mei 1995 De burgemeester plaatste de kraak aan de Haagweg, de ‘goede’ krakers, tegenover de vieze en gewelddadige krakers, waaronder de Engelse krakers die in deze tijd in Leiden actief waren.
‘Wij wilden niet als krakers gezien worden, maar als kunstenaars.’De kunstenaars mochten voor een aantal maanden in het pand blijven van Dienst der Domeinen. De gemeente Leiden kocht het pand zelfs. De gemeente was niet duidelijk over de bestemming die het pand zou krijgen en of de kunstenaars mochten blijven, waardoor ze geregeld de pers opzochten. Op 18 juni 1998 meldden zij aan de krant: ‘Wij wilden niet als krakers gezien worden, maar als kunstenaars.’  Leidsch Dagblad 18 juni 1998 Uiteindelijk presenteerde wethouder Pechtold in 2001 de nota ‘Ateliers in Leiden’, waarin de legalisering van het Kunstcentrum aan de Haagweg 4 centraal stond. In 2002 legaliseerde de gemeente het kraakpand.
Bij het tienjarig bestaan van het kunstcentrum, benadrukte voorzitter Bernadette van Drenth nog eens aan de krant dat zij geen krakers maar kunstenaars waren. ‘Een grimmige kraakactie was het niet. De bezetting van de voormalige ambachtsschool aan de Haagweg verliep voorspoedig. Geen Amsterdamse taferelen aan de rand van de Leidse binnenstad.’ Ze distantieerden zich zelf ook van de ‘slechte’ krakers, zij waren kunstenaars. Leidsch Dagblad 10 januari 2003
‘De wethouder doet alsof we een stel losgeslagen krakers zijn, terwijl we ons voortdurend heel constructief opstellen.’In 2004 probeerde de gemeente Haagweg 4 te verkopen. De kunstenaars waren boos op de gemeente over de verkoopplannen: ‘Dit is achterbakse achterkamertjespolitiek’, stelden de kunstenaars aan de Haagweg. De kunstenaars van de Haagweg waren niet ingelicht over een mogelijke verkoop. De kunstenaars verdachten de gemeente ervan dat hun krakersimago de reden was dat zij niet door de gemeente waren ingelicht. ‘De wethouder doet alsof we een stel losgeslagen krakers zijn, terwijl we ons voortdurend heel constructief opstellen.’ Leidsch Dagblad 10 december 2004
Het Leidsch Dagblad schreef op 2 januari 2005 dat Portaal geïnteresseerd was in het ‘gekraakte’ pand aan de Haagweg. De gemeente wilde van het kunstcentrum af. ‘Medewerkers van Portaal zijn begin januari langs geweest om het door kunstenaars gekraakte pand te bekijken.’ Leidsch Dagblad 2 februari 2005 Als reactie op dit bericht in de krant volgden twee lezersbrieven op 15 januari 2005. Een van de twee lezersbrieven stelde het volgende: ‘Het is inderdaad een feit, Haagweg 4 is meer dan tien jaar geleden gekraakt, maar om nu nog van een kraakpand te spreken, is wel kort door de bocht.’ De andere schrijfster benadrukte de fout van het Leidsch Dagblad nog maar eens: ‘Het is bedroevend hoe slecht de verslaggevers van het Leidsch Dagblad hun huiswerk maken. Erna Straatsma, die op 2 februari schreef dat Portaal Haagweg 4 wil kopen, kan toch zo de knipselmap erbij pakken en constateren dat Haagweg 4 al bijna 12 jaar geen kraakpand is?’  Leidsch Dagblad 15 januari 2005
De kunstenaars van Haagweg 4 kraakten het pand omdat zij atelierruimte nodig hadden en er een tekort was aan atelierruimtes in Leiden. De professionele kunstenaars hadden een positieve invloed op de cultuursector van Leiden en de gemeente zag hen daarom ook als voorbeeld van ‘goede’ krakers. De krakende kunstenaars kregen verschillende gebruikerscontracten, waardoor ze zichzelf niet meer als krakers zagen. Wanneer de krant of de gemeente zich echter negatief wilden uitdrukken over de kunstenaars, gebruikten zij het negatieve krakersimago. De gebruikers wilden echter gezien worden als kunstenaars en vochtten hun krakersimago meermaals aan in de krant.
meer over gemeente
- Krakers strijden samen met de buurt
- Mors IV: Een hele straat gekraakt
- Journalist of kraker? Kraakactie aan de Havenkade
- De bezetting van een voormalig marinegebouw
- Gastarbeiders kraken in de Morspoortkazerne
- Een gemeentelijk aanbod voor ‘bezetters’
- Een feestbezetting voor het Vrouwenhuis
- ‘De eenzame strijd van een invalide bejaarde’
- Een klap met een wandelstok voor een niet-kraker