Begin mei 1974 werd het klooster ‘De goede Herder’ in Zoeterwoude gekraakt. Dit was omstreeks dezelfde periode dat er in Voorschoten een boerderij werd gekraakt door vier studenten en in de Leidse binnenstad werd gekraakt in een groot pand aan de Hooigracht. Het Leidsch Dagblad rapporteerde: ‘Het kapitale gebouw dat na het vertrek van de 60 zusters en zo’n 150 moeilijk opvoedbare meisjes onbewoond is gebleven en daardoor een ideaal oord werd voor spelende kinderen en minder speelse rooflustiger figuren werd maandag tegen het middaguur door een tiental studerenden – maar vooral woningzoekenden – bezet.’ Leidsch Dagblad 15 mei 1974
De politie en een vertegenwoordigster van het Ordebestuur namen contact op met de krakers, maar de krakers trokken zich weinig van hen aan. De woordvoerder van de krakers, Ferry Rigault, meende dat er al sinds een jaar over de verkoop van het complex werd onderhandeld, maar dat dit nog wel even zou kunnen duren. Dat zou zonde zijn, want de ruimte was zo groot dat er wel tot tweehonderd mensen zouden kunnen wonen. Er zou ook ruimte zijn voor andere projecten; ateliers, of zelfs vergaderruimtes, jeugdhonken ‘en al die andere, meer dan nuttige, zaken’. Rigault noemde een paar redenen voor de kraakactie. De groep was al een tijd op zoek geweest naar een woonruimte en wilde een soort leefgemeenschap oprichten. De wens was zelfs dat er meer woningzoekenden bij zouden komen. ‘En, dat wil ik wel duidelijk stellen, natuurlijk niet alleen voor studenten. Ook, zelfs eerder, komt de grote groep werkende jongeren aan bod.’ Leidsch Dagblad 15 mei 1974
Het pand was ten tijde van de kraak al enigszins afgetakeld. Vandalen hadden leidingen gestolen en er waren meer dan een paar ramen gesneuveld. De beheerder van het pand, de al bejaarde heer Pieters, was op de hoogte van de schade. In het Leidsch Dagblad kwam hij ook aan het woord: ‘Maar,’ zo stelt hij, ‘moet je dan van mij verwachten dat ik die baldadigheid voorkom?’ De journalist beantwoordde de retorische vraag prompt in het bericht over de kraakactie: ‘Geen zinnig mens mag dat verwachten. Ook van politiezijde is men van de vernielingen op de hoogte. Daar is natuurlijk geen houden aan. Aan een kant mogen we zelfs blij zijn dat de krakers er nu inzitten. Als een soort bewakingsdienst…’ Leidsch Dagblad 15 mei 1974
“Het mag niet, maar toch…” De krant schetste vervolgens een toekomstbeeld voor de krakers in het klooster: ‘De krakers hebben een goede kans dat ze er voorlopig niet worden uitgegooid. Het was […] duidelijk dat alle belanghebbenden, politie, gemeente en de zusterorde, niet voor honderd procent negatief staan tegenover de krakers. De tendens “Het mag niet, maar toch…” viel overal wel enigszins te bespeuren. En de krakers? De opmerking van Rigault bij ons vertrek “Het is geen sensatiezucht, maar bittere noodzaak” spreekt boekdelen…’
Twee dagen later werd nog eens duidelijk dat het hoofdkwartier van de zusterorde in Bloemendaal niet van plan was direct stappen tegen de kraakactie te zetten: ‘Het heeft voor ons geen zin om de krakers die nu in het klooster aanwezig zijn er via een gerechtelijke procedure uit te zetten. Binnen een mum van tijd kan je dan natuurlijk een ander stel, of misschien dezelfde tien, weer in het gebouw verwachten. […] De Orde heeft echt wel meer besognes aan het hoofd. De zaak wordt natuurlijk niet terzijde gelegd – zo gauw het bestuur voltallig is, zal ‘Zoeterwoude’ aan de orde komen, maar nogmaals, het ziet er niet naar uit dat er spoedig iets staat te gebeuren in deze naar onze mening vervelende kwestie. Zelfs blijft het mogelijk dat het aan de (op dit moment nog onbekende) koper wordt overgelaten om dit probleem naar eigen goeddunken op te lossen.’ Leidsch Dagblad 17 mei 1974
‘De Orde heeft echt wel meer besognes aan het hoofd.’ Al snel begonnen de krakers een campagne om de sympathie van betrokkenen (de dorpsbewoners en de kleine linkse partijen) te winnen. Binnen enkele dagen hadden Progressief Zoeterwoude (een nieuwe politieke groepering) en de Aktiegroep Kamernood zich met de krakers solidair verklaard. Leidsch Dagblad 16 mei 1974, Leidsch Dagblad 17 mei 1974 In juni organiseerden de krakers een ‘open dag’ in het klooster. Er woonden op dat moment dertig mensen en een grote schaar aan dieren (honden, kippen, konijnen en een bok) in het klooster. Er was een opruimingsploeg geformeerd en een moestuin was ‘in ontwikkeling’ (Leidsch Dagblad: ‘maar daarover kan nog niets worden gezegd, want de successen zijn niet op korte termijn te verwachten’).
De open dag werd georganiseerd zodat de Zoeterwoudse bevolking een kijkje kon komen nemen in het gebouw. ‘Een vriendelijk idee’, aldus de verslaggever van het Leidsch Dagblad. Er werd een kindermiddag georganiseerd, evenals een rondleiding, een toneelstuk (‘Kraakdrama’) en een optreden van verschillende popgroepen, waaronder Billy en de Bulldozers. Leidsch Dagblad 26 juni 1974 (Foto te vinden onder 29 juni 1974)
Later in het jaar nam de aandacht voor de krakers in het klooster niet af. In augustus werd er een vrolijk stuk geplaatst in het Leidsch Dagblad: ‘De krakers maken het goed’. Leidsch Dagblad 20 augustus 1974 De aanleiding van het stuk was een telefoontje van de woordvoerder van de krakers. Ferry Rigault had contact opgenomen met de krant, omdat hij het ‘droevige relaas van ”Ome Tinus” Gros’ in de krant gelezen had. De man had een nacht door moeten brengen in een gammele bouwkeet en Rigault wilde hem daarom aanbieden in het klooster te komen wonen. Inmiddels was ‘Ome Tinus’ elders al onder dak gebracht.
De krant berichtte dat er inmiddels vijftig krakers in het pand woonden, wat voor dat moment een maximum was. De zusterorde was nog altijd geen gesprek aangegaan met de krakers. Het conflict met de zusterorde was nog niet was opgelost, maar ‘om aan de zusterorde van hun goede wil blijk te geven, betalen de krakers in ieder geval vast vijftig tot 75 gulden per maand aan huur. Daar is een speciaal gironummer voor geopend. De zusterorde heeft er nog geen belangstelling voor getoond.’ Leidsch Dagblad 20 augustus 1974
In september werd er gesproken met de Gemeente Zoeterwoude en de Stichting Exodus (die de krakers aan het oprichten waren) over de vraag of er mogelijkheden waren om de Goede Herder via legale weg geschikt te maken voor huisvesting van werkende jongeren. Leidsch Dagblad 6 september 1974
In december werd de verslaggeving opeens een stuk negatiever. Beelden van de jongeren met dikke jassen in het complex werden naast de veelzeggende kop, ‘Bevroren idealen in Zoeterwoude. Krakers in het klooster hebben het koud…’ geplaatst. De berichtgeving van het Leidsch Dagblad nam een wending naar het mystieke: ‘Een klagend miauwende kat, met vragende ogen, wijst de weg naar de deur, die mistroostig droomt van tijden dat enkel zachte vrouwenhanden haar liefkoosden. Uit ‘t treiterige gebouw dat wereldvreemd oprijst uit de natte Zoeterwoudse weilanden, stijgt een penetrante geur op, geactiveerd door de vochtige atmosfeer. “Komt door de bok en de dertig katten”, zal Bas later vertellen.’ Leidsch Dagblad 31 december 1974
‘De krakers hebben het koud’ […] ‘De idealen zijn bevroren’Het artikel vervolgde: ‘Waar eertijds stille nonnen nadachten hoe moeilijk opvoedbare meisjes op te voeden, klampen zich nu schreeuwende leuzen (“Abortus moet in het ziekenfondspakket”) en opvallende stickers vast aan hoge muren. Sommige zelfklevende papieren drukken de radicale ommekeer symbolisch uit. In teksten als deze: “er worden geen minderjarigen verstrekt aan alcohol-houdenden”. De kaarsen in de allang niet meer statige gangen zijn weg. Het is koud. Erg koud.’
De verslaggever haalde herinneringen op aan het begin van de kraakactie. Ondanks de ‘mallemolen’ van onderhandelingen en de moeizame communicatie met de nonnen, die in de winter nog steeds weigerden huur te innen, hadden de krakers in het begin ambitieuze sociale plannen gehad (open dagen, een opvangcentrum, een bejaardensoos of een kindercrèche).
Zo citeerde de krant een van de krakers: ‘Nu het zo koud is, is de animo verminderd. De idealen zijn bevroren, ook omdat we zelf al moeite genoeg hebben deze gemeenschap gaande te houden. Aanvankelijk zat er ook niets idealistisch achter, toen we tot het kraken overgingen. We wilden gewoon verhuizen met een groep die al jaren had samengewoond. Die had een bepaalde manier van samenleven, maar wilde echt geen commune stichten. Daarna kwamen er nieuwe mensen, die wel vol waren van vage idealen over de ouderwetse commune. Dat moest een keer gaan “wrijven”.’
Blijkbaar had daarin de groep zonder ‘vage idealen’ de overhand genomen. De woordvoerder vervolgt: ‘Nu zijn er mensen, die wel graag samen willen wonen, maar die zelf bepalen hoe ze dat doen. We eten alleen gezamenlijk, hebben corveediensten. Verder staan we weer met beide benen op de grond.’ Leidsch Dagblad 31 december 1974
‘Het hek. De laan. De Hoge Rijndijk. De werkelijkheid’ De verslaggever van het Leidsch Dagblad toonde echter weinig interesse in de dagelijkse zorgen van de krakers. Hij schreef liever over het mystieke: ‘De grond. Koud in de gangen, waarin de rondleiding steeds meer begint te lijken op een processie. Een uur dwalen door een mystieke sfeer. Langs de dodenkapel – nu een bewoonde kamer.’ En toen hij het pand verliet: ‘De weg terug naar de deur die er van binnen vriendelijker uitziet. Het modderige pad, nu geheel in duister gehuld. Het hek. De laan. De Hoge Rijndijk. De werkelijkheid.’ Leidsch Dagblad 31 december 1974
De kraakactie in het klooster kwam stilletjes ten einde, waarschijnlijk omdat de kerngroep uit elkaar viel en vertrok. In de winter was duidelijk geworden dat het pand buiten de zomerperiode onleefbaar was. In 1975 besteedde het Leidsch Dagblad weinig aandacht meer aan het klooster. In oktober van dat jaar brak een brand uit in het klooster, waardoor een gedeelte van het pand beschadigd werd. Leidsch Dagblad 20 oktober 1975 Op 19 december 1975 werd in de krant melding gedaan dat er in het klooster een jonge vrouw dood was aangetroffen. Zij was waarschijnlijk een maand eerder al aan een overdosis overleden. Over de staat en bewoners van het pand werd verder niets gezegd.
Er waren toen al een jaar geen berichten meer verschenen over de krakers. In december 1976 verscheen er een bericht in de krant waaruit bleek dat de gemeente er op dat punt over dacht, het klooster op te kopen. Over het verleden van het klooster slechts: ‘Afwisselend grotere en kleinere groepen krakers namen bezit van de gebouwen en het geheel kwam in een bijzonder kwade reuk te staan nadat er een meisje dood werd gevonden en er eenmaal brand uitbrak.’ Leidsch Dagblad 20 december 1976
Pas in een overzichtsreportage in de Leidse krant uit 1977 bleek dat de winter van 1974 inderdaad een omslagpunt was geweest. Er waren conflicten ontstaan tussen de verschillende ‘kleumende krakers’; studenten en werkende jongeren. Er was sprake van onderlinge diefstal en harddrugs. De sfeer was daardoor radicaal omgeslagen. Het gebouw werd van binnenuit vernield en de laatste bewoners vertrokken waarschijnlijk in juni 1975. Ferry Rigault meldde: ‘Op het laatst had je zelfs het gevoel dat je je leven er niet meer zeker was.’ Leidsch Dagblad 5 december 1977 Uiteindelijk was het pand verkocht aan bouwmaatschappij Noorlander (even goed voor 1,7 miljoen gulden), die van plan was er nieuwe woningen te bouwen, totdat er in oktober 1977 opnieuw brand uitbrak. Ditmaal werd het gehele pand verwoest.
‘Op het laatst had je zelfs het gevoel dat je je leven er niet meer zeker was.’In het geval van het klooster in Zoeterwoude is goed zichtbaar hoe, toen de oorspronkelijke krakersgroep uit elkaar viel, een dergelijke actie in een onduidelijke en onoverzichtelijke situatie verzandde. Waarschijnlijk hadden de krakers geen toegang tot gas, water en licht en werd de situatie in de winter daardoor onhoudbaar. Door de leegstand waren er al leidingen uit het pand gesloopt voordat de krakers besloten het pand te betrekken. Aangezien de zusters het geld van de krakers telkens weer afwezen, kan er vanuit worden gegaan dat er geen kosten door de bewoners werden gemaakt. Aan de hand van de krantenberichten uit 1975 is alleen speculatie mogelijk over wat er precies gebeurde tijdens de wintermaanden. Toen het gevoel van gedeelde verantwoordelijkheid wegviel, bleven er waarschijnlijk slechts individuen in het pand rondhangen die geen cohesie meer voelden en nam dus de criminaliteit toe. Uiteindelijk kon er geen sprake meer zijn van een ‘kraakactie’.
In 1976 werd er in het Leidsch Dagblad melding gemaakt van ‘krakers’ in het fabrieksgebouw van de voormalige drukkerij de Rotogravure, dat tussen het Galgewater en het Noordeinde lag. Het pand stond al een paar jaar leeg en er waren van verschillende partijen plannen om er woningen van te maken. Het Leidsch Dagblad merkte op: ‘Het aantal krakers dat verblijf houdt in de Rotogravure is verminderd, maar het complex wordt steeds meer een bouwval doordat het aan alle kanten geplunderd wordt.’ Hier was voornamelijk sprake van individuen die het leegstaande gebouw gebruikten om er af en toe te slapen. Er was nooit een groep krakers het pand ingetrokken met plannen om er een leefgemeenschap op te bouwen, zoals in het klooster het geval was geweest.
Uiteindelijk kwam het in het klooster na het uiteenvallen van die gemeenschap echter op hetzelfde neer, namelijk dat de ruimte werd gebruikt door onbekende individuen die het gebouw slechts als een tijdelijk onderdak zagen. Daarbij moet gezegd worden dat een kraakactie, die aanvankelijk zo gepland en opgezet werd, daarna echter zo uit de hand liep, wel een uitzonderingsgeval was.
Leidsch Dagblad 15 mei 1974, 16 mei 1974, 17 mei 1974, 26 juni 1975, 29 juni 1974 en op dezelfde dag in de Leidse Courant, Leidsch Dagblad 6 september 1974, 20 augustus 1974, 31 december 1974, Leidse Courant 20 oktober 1975, 19 december 1975, 20 december 1976, 5 december 1977.