In 1991 besloot de gemeente Leiden om het monumentale Parmentiercomplex aan de Lammermarkt te slopen ten bate van een flat en discotheek. Op dat moment was het complex gekraakt. Samen met buurtbewoners ageerden de krakers tegen de sloop van het pand. De krakers konden echter door steeds wisselende bewoners lastig een eenduidig beeld in de media neerzetten. Wethouder van Rij stond duidelijk aan de kant van de projectontwikkelaar en deed er alles aan de krakers uit het pand te krijgen. Hij maakte gebruik van de media om de krakers in een negatief daglicht te zetten.
Het Parmentiercomplex was een oud fabriekspand dat gebouwd was in 1893 als stoomspinnerij. In 1941 kreeg het pand een nieuwe bestemming en vestigde Athibu, een groothandel in sanitair en loodgietersartikelen, zich in het pand. Het bedrijf verhuisde in 1989 naar de Rooseveltstraat, waarna het pand leeg kwam te staan. Daarna werd het pand tot drie keer toe gekraakt, voordat de bezetters er een woongroep konden opzetten.
‘Het Leidse korps vormt eerder een bedreiging dan een geruststelling voor het Leidse volk.’De eerste kraak vond plaats in het weekend van 8 september 1990. De twaalf krakers moesten het pand echter al snel verlaten, omdat de hulpofficier van Justitie het pand niet als woning aanmerkte. De tweede kraakactie vond nog geen half jaar later plaats, in de nacht van 8 februari 1991. Surveillerende agenten ontdekten de krakers, waarna de krakers het pand moesten verlaten omdat ze zich er nog geen vierentwintig uur bevonden. De politie greep hard in en een redacteur van het lokale actiemaandblad de Peueraar deed daar verslag van. Zijn conclusie: ‘Het Leidse korps vormt eerder een bedreiging dan een geruststelling voor het Leidse volk. Ik houd mijn hart dan ook vast als de wetten inzake het trekken van het pistool worden versoepeld.’ De Peueraar (07-03-1991)
De krakers dienden vervolgens een klacht in wegens huisvredebreuk. De politiewoordvoerder vertelde echter aan het Leidsch Dagblad dat de krakers onvoldoende meubels hadden meegenomen om van bewoning te spreken: ‘Wij vonden de woning niet bewoond. Iemand kan wel zeggen, dat hij altijd op de grond zit. Maar wij vinden dat de krakers tijd genoeg hebben gehad om de woning in te richten.’ De krant was sceptisch en vermeldde dat de politie geen richtlijn had waarmee ze konden vaststellen hoeveel spullen genoeg spullen waren. Volgens de advocaat van de krakers deed de hoeveelheid spullen en de tijd dat de krakers in het pand verbleven er helemaal niet toe en was de ontruiming sowieso onterecht. (Leidsch Dagblad 12-02-1991)
Nadat krakers het pand voor een derde maal bezetten, op 11 februari 1991, besloot de politie na overleg met de burgemeester en officier van justitie de krakers te laten zitten. Op 8 mei 1991 kraakten negen krakers een nieuw stuk van het Parmentiercomplex, nummer 58. De projectontwikkelaar én eigenaar Van der Plas was verontwaardigd maar meldde aan de krant voorlopig niks te ondernemen.
Tegen een discotheek
‘Wij wijken niet voor een disco als we geen dak boven ons hoofd hebben.’De projectontwikkelaar had wel degelijk plannen met het pand. Hij wilde er een discotheek bouwen. De zogenaamde Koets-o-theek was op dat moment gevestigd in de Kruisstraat, maar moest verhuizen omdat de omwonenden te veel last hadden van deze disco. De eigenaar wilde daarom het Parmentiercomplex slopen en op de plaats een flat bouwen met op de begane grond winkels en een discotheek. De krakers stelden echter in het Leidsch Dagbladvan 18 januari 1991: ‘Wij wijken niet voor een disco als we geen dak boven ons hoofd hebben.’ Een aantal buurtbewoners sloot zich bij hen aan, want ook zij zaten niet te wachten op een discotheek. (Leidsch Dagblad 18-02-1991)
De krakers hadden grootse plannen voor het pand. Ze wilden op de eerste verdieping een soort buurthuis inrichten met een bar en skateboardbaan. De krant vermeldde over de krakers: ‘Allen zeggen geruime tijd op zoek te zijn naar goede betaalbare woonruimte. Maar dit is volgens hen amper te vinden, en waar ze al voorhanden is, is de prijs te hoog.’ De krakers stelden dat ze zich zouden verzetten tegen een ontruiming als hen geen vervangende ruimte werd aangeboden. Als het moest waren de krakers bereid om tot geweld over te gaan. (Leidsch Dagblad 18-02-1991)
Naast de krakers waren vooral de omwonenden boos over de voorgenomen sloop en de komst van de discotheek. Marepoortkadebewoners richtten een actiegroep op voor het behoud van de Parmentierpanden aan de Lammermarkt. De oude textielfabriek uit 1865 was volgens hen industrieel erfgoed. SP’er Daan Sloos was lid van het actiecomité en stond daarom aan de kant van de krakers. Hij noemde hen zelfs ‘lieve kinderen’. Helaas kregen de buurtbewoners nul op rekest. De gemeente wenste het gebouw niet te behouden en ook de Rijksdienst Monumentenzorg voelde zich niet geroepen het pand te beschermen. Daarop besloot wethouder van Rij (ruimtelijke ordening PvdA) de aanval in te zetten om de krakers zo snel mogelijk uit het pand te krijgen.
Aanval ingezet door Van Rij
‘Krakers staan in hun blote kont op het plein te poepen.’Van Rij beschreef de krakers als asociale en onhygiënische jongeren. Tegen het Leidsch Dagblad stelde hij: ‘Krakers staan in hun blote kont op het plein te poepen.’ De krant stelde vervolgens: ‘Hij heeft de GGD snel verzocht een rapport uit te brengen. De GGD baseert zich op onder meer verklaringen van omwonenden en de menselijke uitwerpselen die zijn aangetroffen.’ Van Rij vertelde vervolgens in de gemeenteraad dat de onhygiënische situatie een reden was om over te gaan tot ontruiming. Van Rij was van plan het rapport van de GGD af te wachten en de politie op te roepen het pand te laten ontruimen. De verantwoordelijkheid voor de hygiëne lag eigenlijk bij de eigenaar, maar Van Rij verwachtte niet dat deze zijn verantwoordelijkheid zou nemen aangezien hij het pand wilde slopen. (Leidsch Dagblad13-05-1992)
De krant vroeg daarop J. Van Nooij, hoofd van de afdeling sociaal-medische zorg van de GGD, om zijn mening over de situatie in de buurt. Van Nooij sprak zijn angst uit over de doorslaggevende functie die zijn rapport zou hebben in de discussie over de toekomst van het pand. Hij verwachtte ook niet dat zijn bevindingen reden zouden geven tot acute maatregelen: ‘Al ligt die hele binnenplaats vol poep, dan nog is de gezondheid van de omwonenden niet in gevaar.’ In de ergste situatie voorzag hij alleen problemen voor de krakers zelf: ‘Maar ik ga er niet van uit dat ze in de directe nabijheid van hun uitwerpselen sla kweken.’ (Leidsch Dagblad 15-05-1992)
Nadat van Nooij langs was geweest bij de krakers en zijn rapport had geschreven, vroeg de krant hem opnieuw om een reactie. Hij stelde inderdaad vast dat er geen acuut gevaar was voor de volksgezondheid. Zijn rapport besloeg welgeteld één vel, waarin hij concludeerde dat de krakers volgens hem ‘volstrekt ongevaarlijk’ waren. Van Nooij was duidelijk geïrriteerd over de manier waarop de Van Rij dacht de GGD te kunnen gebruiken voor zijn beleid. Van Nooij meldde de krant ook dat het rapport niet in opdracht van Van Rij was geschreven, maar dat een buurtbewoonster hier op had aangedrongen.
Ook de De Peueraarreageerde op het beleid van Van Rij. Het plan van Van Rij was volgens de Peueraar: ‘Creëer een niet bestaand probleem wat door de krakers veroorzaakt zou zijn, hang dit aan de grote klok, zoek steun bij gemeenteraadsleden en politie, en zie hier, een gegronde reden om de boel te ontruimen.’ Gelukkig kon de GGD het ‘probleem’ ontkrachten, stelde De Peueraar.
Conflicten in en om het pand
Buurtbewoonster Wilma Trommelen onderstreepte dat het verhaal van Van Rij niet waar was: ‘Die blote konten waarover wethouder Van Rij het in de krant had, heb ik nog nooit gezien hoor. Maar ik zou inderdaad niet weten waar ze hun behoefte dan wél doen want er zijn geen wc’s.’ (Leidsch Dagblad 15-05-1992)
Trommelen vertelde vervolgens dat de oorspronkelijke krakers waren vertrokken en afgelost waren door een nieuwe groep. Het waren Engelsen die volgens haar over verblijfsvergunningen beschikten en werkten in de bollensector.
Trommelen was bang dat met het warmere weer het aantal krakers en daarmee de geluidsoverlast zou groeien. Ze vreesde verder dat er brand in het pand zou ontstaan. De buurtbewoners waren verdeeld over aanwezigheid van de krakers. Sloos was voor de krakers, terwijl Trommelen tegen de krakers was.
Vervolgens liet de krant de politie aan het woord, die stelde dat er sinds 1 januari geen verstoringen van de openbare orde hadden plaatsgevonden. Dit duidde er dus niet op dat er sprake was van veel overlast. Volgens de krant waren de krakers niet bereid tot een reactie over de mogelijke ontruiming als gevolg van het GGD-rapport.
Maar of de krakers nu wel of niet overlast veroorzaakten, er waren desondanks buurtbewoners en groepen waaronder Feyenoord-supporters die het niet eens waren met de aanwezigheid van de krakers in het Parmentiercomplex.In september 1992 werden volgens De Peueraar ‘bij het kraakpand aan de Lammermarkt door een groep van ongeveer twintig mensen (waaronder zes skins) drie ruiten ingegooid. Later op de avond werd door waarschijnlijk dezelfde groep bij een “Engels” pand in Warmond de ruiten vernield en een brandende autoband naar binnen gegooid.’ (De Peueraar 26 oktober 1992)
Volgens De Peueraar waren er inmiddels ook conflicten ontstaan binnen het complex. De voorraad van de kraakkroeg De Angel,die in 1991 in het Parmentiercomplex was opgestart, was gestolen door een bewoner van het pand. De kraakkroeg verhuisde daarop naar een ander adres. Onder de nieuwe krakers in het pand was geen draagvlak meer was voor de kroeg.
‘Als wij deze school niet hadden gekraakt was de groep Engelsen uit het Parmentiercomplex hier neergestreken. En dan wordt het uitgewoond.’De krakers van het Parmentiercomplex stonden in het vervolg niet bekend als ‘goede krakers’. De krakers van de Haagweg stelden in maart 1993: ‘Als wij deze school niet hadden gekraakt was de groep Engelsen uit het Parmentiercomplex hier neergestreken. En dan wordt het uitgewoond. Toen we vanochtend wakker werden, liepen hier al een paar Engelsen rond. Die hebben we snel duidelijk gemaakt, dat wij hier zitten.’ (Leidsch Dagblad 17-03-1993)
Nog jaren later, in 1999, stelde het Leidsch Dagblad dat de krakers het pand hadden uitgewoond, waarbij ze de kraakactie in een verkeerde tijdsperiode plaatsten (de jaren tachtig in plaats van de jaren negentig): ‘De wolfabriek Ico-Athibu aan de Lammermarkt, beter bekend als het Parmentiercomplex, ging in de jaren ’80 verloren nadat het door bewoning van krakers ernstig verpauperd was.’ (Leidsch Dagblad 16-09-1999)
Brandveiligheid
Van Rij wees vervolgens op de brandveiligheid om het pand te ontruimen. De gemeente stelde de eigenaar voor de keuze: deze moest het pand ontruimen of brandveilig maken. Dit terwijl de eigenaar via een kort geding al probeerde om de krakers uit het pand te krijgen.
In de politieke rubriek De Stemmingvan het Leidsch Dagbladzette journalist Wim Koevoet Van Rij neer als een betonjunk. Koevoet vermeldde hoe de GGD niet in het plan van Van Rij was getrapt, maar dat de brandweer dat nu wel leek te doen. ‘Verdekt opgesteld achter Molen de Valk staat van Rij met zijn [bouw]palen paraat.’ (Leidsch Dagblad 23-01-1993)
Het Leidsch Dagblad ging verder in op de situatie en liet zowel Van Rij als Sloos aan het woord. Sloos uitte zijn verontwaardiging over de haast die de gemeente had met het ontruimen van het pand, terwijl het nog niet zeker was dat de discotheek wel op de Lammermarkt mocht komen. ‘Want buurtvereniging Noord-Vest en de Club van Boze Buurtverenigingen zijn nog lang niet uitgeprocedeerd.’ Van Rij reageerde hierop in de krant met de uitspraak: ‘Ja, Sloos is een fan van de krakers. Hij hoopt via hen het bouwplan tegen te houden.’ (Leidsch Dagblad 07-12-1992)
‘Wij zijn geen ideologische of anarchistische krakers. Kom, daar zijn we te oud voor. We willen alleen een dak boven ons hoofd.’In december 1992 gaf het Leidsch Dagblad voor het eerst de Engelse krakers gelegenheid om hun verhaal te doen. Ze vertelden dat ze in de bollenstreek werkten. Volgens de krakers kwamen ze niet in aanmerking voor een woning, omdat ze geen werkvergunning hadden, waardoor ze geen woning konden huren. Ze kraakten dus uit noodzaak: ‘Wij zijn geen ideologische of anarchistische krakers. Kom, daar zijn we te oud voor. We willen alleen een dak boven ons hoofd.’
De krakers zeiden weinig over de relatie met de buurt of de toekomst van het pand, maar gingen wel in op de brandveiligheid. Volgens de krakers was het vermeende brandgevaar vooral een excuus om te slopen: ‘Wij hebben aan de brandweer gevraagd of ze ons tips wilden geven om het brandgevaar te verminderen. Dat hebben ze ons geweigerd, maar we hebben wel brandblussers aangeschaft.’ (Leidsch Dagblad 18-12-1992)
Mocht het echter tot een ontruiming komen, dan waren de krakers van plan om ergens anders te kraken. Een van hen zei: ‘Ik vrees dat de meesten van ons zullen uitzwerven over bestaande en nieuwe kraakpanden in Leiden. We kunnen per slot met dit weer niet onder de brug slapen.’ (Leidsch Dagblad 11-01-1993)
Ondertussen kreeg Van Rij van verschillende kanten kritiek voor zijn pogingen om de krakers uit het pand te krijgen. Zo verleende hij al vóór de uitspraak van de rechter een sloopvergunning aan de eigenaar. Hierdoor zorgde Van Rij ervoor dat direct na de uitspraak van de rechter begonnen kon worden met slopen. Woordvoerders van D66, GroenLinks, SP en CDA waren hier boos over, want de regel was dat eerst de bouwplannen goedgekeurd moesten worden, voordat de wethouder sloopvergunningen mocht uitgeven. Van Rij probeerde door de sloopvergunning het proces over de eventuele uitzetting van de krakers te beïnvloeden.
Uiteindelijk mochten de krakers van de rechter blijven tot 1 april 1993. Op deze manier konden ze de winter goed doorkomen waarna ze op een camping konden gaan wonen. De Stichting Industrieel Erfgoed Leiden (STIEL), omwonenden en de advocaat van de krakers vochten de sloop van het pand aan, maar het mocht niet baten.
Uiteindelijk verliet de laatste kraker op 1 april het pand. De krant maakte er een foto van en plaatste die op haar voorpagina. De meeste Britse krakers vertrokken naar Oude PTT panden aan de Koningstraat. STIEL probeerde hierna nog een laatste keer de sloop tegen te houden met een open brief aan de gemeente. Maar op 4 april brandde een deel van het pand af. De brand was volgens de politie aangestoken door onbekenden.
Met de sloop van het complex eindigde de strijd van de buurtbewoners, STIEL en de krakers voor het behoud van het pand definitief. Het imago van de krakers in het conflict was inzet van een groot conflict. Terwijl wethouder Van Rij probeerde om de krant in te zetten om de krakers zwart te maken, namen omstanders en het Leidsch Dagblad zijn uitspraken niet zonder meer voor waaraan. De krakers vonden medestanders in Daan Sloos en het buurtcomité, maar er waren ook omwonenden die de krakers liever kwijt dan rijk waren. Ten slotte zorgden onderlinge conflicten tussen de krakers ervoor dat zij weinig gebruik konden maken van de media om hun eigen verhaal te doen.
meer over binnenstad
- Mors IV: Een hele straat gekraakt
- ‘De stad is van ons allemaal’
- Geweld aan de Morssingel in 1977
- ‘Vreemde’ kraakacties? Endegeest en de Blauwpoortsbrug
- Een soldaat kraakt
- Een mediastorm aan de Ter Haarkade
- Woninginnedag
- Anoniem volk, krakers en gastarbeiders in de Rotogravure
- Jongeren kraken aan de Hooigracht