1970
'71
'72
'73
'74
1975
'76
'77
'78
'79
1980
'81
'82
'83
'84
1985
'86
'87
'88
'89
1990
'91
Maatregelen tegen kraken
gepubliceerd op 04 okt 2017 door Merel Snoep

Huiseigenaren waren vaak niet blij met krakers: ze waren bang dat hun aanwezigheid kopers zou afschrikken en dat ze vernielingen zouden aanrichten. Ze bedachten daarom allerlei listen om te voorkomen dat hun panden gekraakt zouden worden. Ook hadden ze manieren om van krakers af te komen, wanneer deze preventieve maatregelen niet geholpen hadden.

Om hun panden te beschermen deden huiseigenaren ten eerste vaak aan schijnbewoning: er werd de indruk gewekt dat een pand bewoond was, terwijl het feitelijk leeg stond. Zo ook bij het kapitale pand Rijnsburgerweg 80. De zoon van de eigenaar van dit pand ‘woonde’ er met zijn vrouw en twee kinderen om kraken te voorkomen, aldus het Leidsch Dagblad. Toen krakers in november 1980 het pand binnendrongen vonden ze slechts enkele stoelen, banken en bedden in het verder lege huis. De politie vertelde de krakers echter dat dit ‘volgens de letter van de wet’ als bewoning gold. De krakers concludeerden hieruit dat ze geen kans zouden maken bij een kort geding en verlieten het huis. Een van de krakers vertelde boos aan een journalist van het Leidsch Dagblad: ‘Hier komt stennis van. Die schijnbewoning is belachelijk gezien de enorme woningnood. Maar ik wil nu geen politieke actie, maar gewoon wonen.’   Leidsch Dagblad 22 november 1980

Bouvier-bewakingEen andere manier om kraken te voorkomen was het bewaken van panden. Dit gebeurde bijvoorbeeld in april 1980, toen er aanwijzingen waren dat het Waardeiland doelwit zou worden van verschillende kraakacties. Zowel de politie als een particuliere bewakingsdienst bewaakten het gebied scherp. ‘De krakers bleven echter uit en lieten de bewakers de bewakers’, aldus het Leidsch Dagblad.  Leidsch Dagblad 8 april 1980

De bekendste bewakingsdienst van Leiden was de Bouvier-Bewaking-Holland van Ed van Tol. [[Zie: Van Kraker naar Knokploeg tot Lijsttrekker]] Volgens Van Tol bewaakte zijn bedrijf in Leiden vijftig tot zestig panden, waarvan ongeveer tien voor de gemeente. Daarbij maakte het hem niet uit of een pand ‘uit speculatieve overwegingen’ leeg stond, zo vertelde hij de krant: ‘Als ik een aanvraag krijg om een pand te bewaken, dan bewaak ik het pand. Ik ben een commerciële instelling en geen politieke.’  Leidsch Dagblad 29 maart 1980

‘De Leidse burgers worden belazerd waar ze bij staan’Ten slotte werden krakers geweerd door panden onbewoonbaar te maken. Zo ook een pand aan de Kabeljauwsteeg in maart 1980. Nadat een aangrenzend huis was gekraakt, begonnen de eigenaren ‘ijlings’ aan de sloop van het dak om te voorkomen dat hun huis ook gekraakt zou worden. Een paar dagen later volgde de gemeente Leiden dit voorbeeld bij een huis aan de Haverstraat. Ze maakte het pand onbewoonbaar door de voordeur, de ramen en het aanrecht te verwijderen. Ook de gloednieuwe elektrische bedrading werd vernield. In een brief aan de gemeenteraad uitte het Leids Krakers Kollektief (een tot dusver onbekende krakersgroep) haar frustratie over dit voorval: ‘De Leidse burgers worden belazerd waar ze bij staan. Wij nemen aan dat u, als vertegenwoordigers van deze bevolking, de nodige stappen zult ondernemen om dergelijke praktijken in de toekomst te voorkomen.’
 Leidsch Dagblad 29 maart 1980; Leidsch Dagblad 2 april 1980

Krakers verwijderen

Als krakers eenmaal hun intrek in een pand hadden genomen was het vaak moeilijk om ze er weer uit te krijgen. Binnen vierentwintig uur konden ze nog gemakkelijk ontruimd worden door de politie, maar na deze termijn was daar een gerechtelijk bevel voor nodig, anders was er sprake van huisvredebreuk.

Zo’n gerechtelijk bevel werd verkregen via een kort geding, maar hier ging vaak veel tijd overheen. Daarom kozen sommige huiseigenaren ervoor om hun ‘kraakprobleem’ op een andere manier op te lossen. Zo kwam het geregeld voor dat huiseigenaren knokploegen vormden of inhuurden om de krakers eigenhandig het pand uit te zetten. Dit ging er vaak gewelddadig aan toe en de politie greep niet altijd in om de krakers te beschermen. Zie Geweld tegen krakers

krakers ‘met smurrie’ verjaagdEr is ook een geval bekend waar krakers ‘met smurrie’ verjaagd werden. Met een pompwagen werd drek uit het riool opgezogen en via een ruit in de voordeur het kraakpand ingespoten onder het motto: ‘Zelfs een kraker gaat over z’n nek van een laag riooldrek’. De krakers schakelden de politie in, maar die greep niet in omdat de krakers hun persoonlijke gegevens niet wilden verstrekken. Leidsch Dagblad 5 juli 1985

Krakers werden ook verjaagd uit panden door het gas, water en licht af te sluiten. Zo ook bij het Voorschotense pand het Wedde in 1981. De eigenaar van het pand gaf een paar dagen na de kraakactie de gemeente de opdracht om deze voorzieningen af te sluiten. Volgens de krakers werd dit op een vrij agressieve manier gedaan: ‘Nadat er geklopt was aan de deur, opende ik de deur een klein stukje. Op dat moment werd de deur met een dreun naar binnen toe opengegooid. Ik viel bijna door de klap tegen de muur. (…) Zonder een woord te zeggen werd de gehele meterkast met zelfs stukken leiding uit het huis gehaald’, aldus een kraker die geciteerd werd in het Leidsch Dagblad.  Leidsch Dagblad 18 september 1981

‘We houden vol’Hij stelde echter dat de krakers niet van plan waren het pand te verlaten: ‘Het zal wat improviseren worden, maar we houden vol.’ Dit was in de meeste gevallen de houding van de krakers tegenover het afsluiten van gas, water en licht. Ondanks de onwenselijkheid van de situatie probeerden ze er het beste van te maken. Dit liep echter niet altijd goed af, zoals bij het klooster de Goede Herder, dat in 1974 gekraakt werd . De krakers hadden hier vanaf het begin af aan al geen toegang tot gas, water en licht. Dit ging in de eerste maanden goed, maar toen winter kwam werd de situatie onhoudbaar door de kou en de tocht. Het Leidsch Dagblad sprak van ‘bevroren idealen’.  Leidsch Dagblad 31 december 1974

Ten slotte probeerden de Leidse Woningstichting (LWS), het Bureau Huisvesting (BHV) en de gemeenteraad krakers te verwijderen door gekraakte panden toe te wijzen aan andere woningzoekenden. Deze panden stonden soms al jaren leeg en kwamen na kraakacties ineens onder de aandacht van de gemeentelijke instanties. Dit gebeurde bijvoorbeeld in 1974 bij Hooigracht 12-16. Binnen een week na de kraakactie werd de woning toegewezen aan 35 gastarbeiders. De gemeente bood de krakers wel een alternatief aan: vier flats in de Merenwijk, elk bestemd voor drie personen. De jonge krakers weigerden dit echter, in een flat zou er volgens hen niets terecht komen van hun ‘ideeën om sociaal-cultureel bezig te zijn’. Uiteindelijk werden ze ontruimd toen de verbouwing van het pand begon.

Krakers spraken schande van het toewijzingsbeleid van de gemeente. Zo stelden de bewoners van een gekraakt pand aan de Ververstraat in een lezersbrief: ‘Wij vinden dat de LWS niet moet proberen over de hoofden van mensen die een huis nodig hebben, krakers uit huizen te zetten en zo mensen tegen elkaar uit te spelen. Daar zijn andere wegen voor.’ De LWS en het BHV ontkenden echter met klem dat gekraakte panden opzettelijk werden toegewezen aan woningzoekenden: ‘U hoeft van ons niet een soort truc te verwachten’, aldus de directeur van het LWS in reactie op de lezersbrief. Leidsch Dagblad 4 mei 1979Leidsch Dagblad 19 mei 1979

Conclusie

Er waren dus veel verschillende manieren waarop tegen krakers werd opgetreden. In de meeste gevallen werd er een kort geding aangespannen, maar er werden ook andere slinkse trucjes bedacht om deze wettelijke procedure te omzeilen. Deze maatregelen maakten kraken steeds moeilijker en vooral ook onaangenamer, maar hebben er nooit voor gezorgd dat het kraken uit het Leidse stadsbeeld verdween. Dat gebeurde pas in 2010, toen kraken in Nederland verboden werd.

Leidsch Dagblad31 december 1974; 4 mei 1979; 19 mei 197929 maart 1980; 2 april 1980; 8 april 198018 september 198022 november 1980; 5 juli 1985