1970
'71
'72
'73
'74
1975
'76
'77
'78
'79
1980
'81
'82
'83
'84
1985
'86
'87
'88
'89
1990
'91
Mors IV: Een hele straat gekraakt
gepubliceerd op 13 aug 2018 door Elisa Hendriks

Tussen 1990 en 1994 bezetten verschillende groepen krakers een aantal huizen aan het einde van de Morsweg, ook bekend als Mors IV. De gemeente wilde alle huizen aan dit gedeelte van de Morsweg slopen om plaats te maken voor een bedrijventerrein. Problemen tussen de verschillende krakers, drugsgebruik en zelfs brand leidden tot veel media-aandacht. De aanwezigheid van een drugsdealer in een van de gekraakte panden beschadigde het imago van de krakers. De krakers probeerden de negatieve beeldvorming te ontkrachten, maar dit verliep moeizaam. De panden werden uiteindelijk allemaal gesloopt.

In 1990 besloot de gemeente om de huizen aan het einde van de Morsweg te slopen. Aan de ene kant van de straat kwam een extra spoorlijn. De rest van de straat moest wijken voor een bedrijventerrein, waar onder ander bouwbedrijf Burgy zich vestigde. Een aantal krakers en de laatste officiële bewoner van Mors IV protesteerden tegen de plannen, maar tevergeefs. Het slechte imago van Mors IV speelde daarbij waarschijnlijk een belangrijke rol.

Een makkelijke plek om te kraken

‘We hebben de weg opgeknapt en willen dat de panden blijven bestaan’De krakers aan het einde van de Morsweg vormden een bont gezelschap. Een groep werd gedreven door politieke idealen en was het niet eens met de sloop van de panden, omdat het volgens hen ging om goed bewoonbare huizen die alleen opgeknapt moesten worden. Zij namen contact op met het Leidsch Dagblad om aandacht te vragen voor hun protest. De vier krakers lieten zich fotograferen en stonden, met hun hond, duidelijk herkenbaar op de foto. Een van hen vertelde dat ze van plan waren om ook de overige panden te kraken: ‘We hebben de weg opgeknapt en willen dat de panden blijven bestaan, daarom gaan we nu ook een stichting oprichten.’ (Leidsch Dagblad 21-06-1991).

In juni 1991 hadden de krakers al zeven panden aan de Morsweg bezet en er zouden er nog meer volgen. Af en toe mislukte zon kraakactie, maar Mors IV kwam desondanks bekend te staan als een plek waar je makkelijk kon kraken. In het Leidsch Dagblad van 26 juli 1991 werden de krakers aan Mors IV schertsend beschreven als beleefde mensen die bij de buurtbewoners aanbelden om hun actie aan te kondigen. De krakers van het Ico Athibu pand aan de Hoge Rijndijk vertelden dat ze in geval van een ontruiming misschien zouden verhuizen naar de Morsweg.

Niet veel later vermeldde het Leidsch Dagblad dat de gemeente van plan was om juridische stappen te ondernemen tegen de krakers. Maar de gemeente was niet erg consequent in haar beleid. Kort daarop gaf de gemeente twee kraaksters een tijdelijk huurcontract voor een leegstaand pand aan de Morsweg. Zij waren dakloos geworden nadat hun voormalig kraakpand, Witte Singel 9a, in de brand was gevlogen en niet meer bewoonbaar was.

Conflicten tussen krakers

De krakers aan de Morsweg vormden een gemengde groep, die varieerde van politieke gedreven krakers tot jongeren die slechts een plek zochten om te wonen. Onder de krakers waren ook veel Britse jongeren, die in de bollenindustrie werkten. Met zo’n diverse groep was het niet vreemd dat er meningsverschillend ontstonden.

‘Volgens een woordvoerder van de politie botert het niet tussen twee groepen krakers in de straat, een groep Nederlandse jongelui en een groep Engelsen.’Deze kwamen voor het eerst aan de oppervlakte door een brand in een van de panden aan de Morsweg. Britse jongeren hadden een vuurtje gestookt in een pand om zo de kou uit het huis te drijven, waarna Nederlandse krakers in het naburige pand de politie belden, omdat zij bang waren dat het vuur zou overslaan. Het Leidsch Dagblad berichtte over het incident en schreef: ‘Volgens een woordvoerder van de politie botert het niet tussen twee groepen krakers in de straat, een groep Nederlandse jongelui en een groep Engelsen.’ (Leidsch Dagblad 22-10-1991)

Ook het linkse lokale maandblad de Peueraar ging in op de conflicten: ‘De Morsweg wordt door verschillende mensen bewoond, met verschillende en sterk van elkaar afwijkende ideeën.’ De Peueraar stelde een wekelijks straatoverleg voor om zo de conflicten tegen te gaan.  (Peueraar 15-11-1991)

‘De straat werd aan twee kanten afgesloten door politie met honden.’De krakers hadden niet alleen last van elkaar. Ook de politiek en voetbalfans vielen de krakers lastig. In 1992 berichtte de Peueraar: ‘Op het laatste moment kwam bij ons, de redactie, nog het bericht binnen dat de Leidse politie op vrijdag 28 augustus, halverwege de avond, een razzia heeft gehouden bij het rijtje gekraakte huizen aan de Morsweg. De straat werd aan twee kanten afgesloten door politie met honden. Vervolgens werd van iedereen die de vraag of hij/zij van Nederlandse afkomst was, niet met ja kon beantwoorden, de paspoorten gecontroleerd.’ SP’er Daan Sloos sprak over eenzelfde incident aan de Lammermarkt en sprak hierover als een herleving van de Tweede Wereldoorlog. Het bleef niet bij politie-ingrijpen. Ook Feyenoordsupporters zochten de krakers van de Morsweg op, omdat ze de krakers weg wilden hebben van de Morsweg.

Drugsproblemen en Brandgevaar

‘De politie heeft aanwijzingen dat er vanuit het gekraakte pand drugs verhandeld werden.’De krakers aan de Morsweg kregen ten slotte te maken met drugsproblemen en brandgevaar. Het Leidsch Dagblad schreef in maart 1994 over een politie-inval in een van de kraakpanden waar drugs werden gevonden en in beslag genomen. De politie pakte zes verdachten op. Het Leidsch Dagblad stelde: ‘De politie heeft aanwijzingen dat er vanuit het gekraakte pand drugs verhandeld werden.’ Het incident droeg bij aan de negatieve beeldvorming over de krakers, die lang niet allemaal drugs gebruikten. (Leidsch Dagblad 23-03-1994)

‘Iedereen is bang voor de dealer’De gebruikende krakers zorgden niet zozeer voor overlast, maar de dealer die zich aan de Morsweg vestigde wel. Buurtbewoners klaagden over het drugsverkeer dat op de dealer afkwam. De politie deed echter niks tegen de dealer, waarvan zij het bestaan kenden. Volgens de Peueraar liet de politie de krakers en de dealer tegen elkaar uitspelen. Volgens het Leidsch Dagblad waren sommige krakers bang voor de mensen die de dealer aantrok. De krant meldde: ‘Iedereen is bang voor de dealer, die nu en dan met harde hand orde op zaken zou stellen wanneer zijn klanten hem niet zinnen.’ Zo ging het verhaal dat hij een van zijn klanten met een knuppel had geslagen, zonder dat de omwonende durfden in te grijpen.  (Leidsch Dagblad 14-05-1994)

De acties van de dealer bleven niet zonder gevolgen. Op 16 juni 1994 trok een groep mannen met ijzeren staven naar het kraakpand van de dealer en gooiden een brandbom op het dak van het pand. Het pand van de dealer bleef onbeschadigd, maar twee aanliggende kraakpanden brandden af. De dealer bleef vervolgens gewoon aan de Morsweg gevestigd. De krakers van de andere panden waren dakloos geworden.

De brand werd door buurtbewoners en autoriteiten gezien als een onvermijdelijk gevolg van de heersende situatie, waarbij verschillende groepen elkaar de schuld gaven. Een buurtbewoner was woedend op de autoriteiten: ‘Waarom wilde de brandweer niet aangeven hoe de bewoners hun pannen brandveiliger konden maken?’ Een andere buurtbewoner, die de brand aanschouwde, gaf de schuld aan de (Britse) krakers: ‘Wat hebben ze hier ook te zoeken?’  (Leidsch Dagblad 17-06-1994)

‘Alle ingrediënten zijn aanwezig voor aanzienlijke aantallen slachtoffers.’De brandweer gaf op haar beurt de schuld aan de gemeente. Brandweercommandant F. Van Oosten stelde in de krant: ‘Alle ingrediënten zijn aanwezig voor aanzienlijke aantallen slachtoffers. Het wordt er een steeds grotere rotzooi, de boel is volledig ontspoord. Het is volledig onverantwoordelijk dat daar mensen blijven wonen.’ Dit stelde hij terwijl er geen slachtoffers waren gevallen bij de brand. De krakers weerden zich hevig tegen het argument, omdat zij vreesden dat zij ontruimd zouden worden. De advocate van de krakers vond dat brandgevaar een slechte rede voor ontruiming. Juist bewoning van de huizen kon brand voorkomen, stelde ze. De advocate vond dat de problemen kwamen door de drugsdealer: ‘Daar zijn de krakers niet verantwoordelijk voor, maar de politie. ‘Waarom doet die daar niets aan? Ze weten precies om welk pand het gaat.’

Het gratis wekelijks advertentieblad, Het op Zondag, legde de schuld bij de internationale krakers. Ze schreef over de aantrekkingskracht die Mors IV had op buitenlandse jongeren die op zoek waren naar drugs, avontuur en houseparty’s. Volgens het weekblad liet de hygiëne in de straat te wensen over, vanwege de levensstijl van de krakers en het gebrek aan toegang tot het waternetwerk. De redactie van de Peueraar reageerde op het artikel in Het op Zondag met een ingezonden brief, waarin ze de beschrijving afdeed als sensationalistisch en onwaar.

De laatste buurtbewoner tegen de Gemeente

Een spraakmakend slachtoffer van de problemen in Mors IV was de laatste officiële bewoner van de straat. Hij weigerde zijn huis te verlaten, omdat hij de vergoeding van de gemeente te laag vond. Hij was woedend over de manier waarop de gemeente de straat verwaarloosde. Volgens hem werd het afval niet meer opgehaald en reden er geen veegwagens meer door de straat: ‘De gemeente heeft ze [de krakers] er zelf ingelaten door te vergeten de huizen onklaar te maken. Nu wordt er in verdovende middelen gehandeld en daar hoor je niets van. Smoesjes van de gemeente. En onkruid manshoog heeft weer niets met krakers te maken. Er moet worden ingegrepen. De Breestraat wordt toch ook schoongehouden?’ Het Leidsch Dagblad deed navraag bij de gemeente, maar een ambtenaar aldaar gaf de schuld aan de krakers: ‘Het valt daar niet bij te houden. Het is voor reiniging vechten tegen de bierkaai. Die lieden hebben nou niet bepaald een manier van wonen waarvan je zegt dat dat je-van-het is.’ (Leidsch Dagblad 18-08-1992)

‘Ze zijn allen vrijwillig vertrokken’In juni 1994 bepaalde de rechter dat de ongeveer zestig krakers de panden, aan het einde van de Morsweg moesten verlaten. De brandweer had volgens hem aangetoond dat de panden te brandgevaarlijk waren om te bewonen. Ondanks protesten van de krakers, werd vrijwel direct begonnen met sloopwerkzaamheden. In juli vermeldde het Leidsch Dagblad dat er nog slechts vijf Britse en een Nederlandse kraker in de straat woonden. Over de rest van de krakers meldde de krant: ‘Ze zijn allen vrijwillig vertrokken, evenals veertien katten, die in het huis van de Nederlander zaten.’  (Leidsch Dagblad 22-07-1994)

Toch verdween niet iedereen uit de straat. Een half jaar later, in december, maakte de krant een melding van een nieuwe brand in een kraakpand aan de Morsweg. De brandweer moest drie mensen uit het pand redden, omdat zij de uitgang niet meer konden vinden. Naarmate de sloopwerkzaamheden verder vorderden, verdwenen ook de laatste krakers uit Mors IV.

Afsluitend

Op 17 januari 1995 meldde Het Leidsch Dagblad dat de woning van de laatste officiële bewoner van de Morsweg onteigend zou worden door de gemeente. De bewoner had alle voorstellen over aankoop en herhuisvesting van de overheid afgeslagen. De kraakpanden waren al eerder gesloopt. Mors IV was enige jaren een plaats geweest waar gemakkelijk gekraakt kon worden, maar het lukte de krakers niet om een gemeenschap te worden. In plaats daarvan ontstonden er grote verschillen en tegenstellingen; tussen de politiek gedreven krakers en de krakers die vooral een dak boven hun hoofd wilden, tussen krakers van verschillende nationaliteiten en tussen de krakers en de drugsdealer die in een van de panden huisde. Door de onderlinge tegenstellingen lukte het ook niet om een eenduidig beeld neer te zetten in media. In plaats daarvan legden nieuwsberichten vooral de nadruk op drugsverkeer, brandgevaar, geluidsoverlast en onhygiënische situaties. De protesten voor het behoud van de woningen aan de Mors IV bleven dan ook zonder succes.